Het Genootschap Oud Westland organiseerde in oktober een lezing over tuingeschiedenis; een onderwerp, dat in het jaar van de Buitenplaatsen, alle aandacht verdient. Als spreker was Jan Holwerda uitgenodigd. Jan heeft een eigen onderzoeksbureau, dat ‘Groen Verleden’ heet. Hij doet onderzoek naar historisch groen en publiceert hierover. Zijn nieuwste pennenvrucht, samen met René Dessing, is de Nationale Gids Historische Buitenplaatsen met aandacht voor de 551 buitenplaatsen in ons land.
Oude prenten en kaarten geven de geschiedenis prijs
Met oude prenten, foto’s en kaartmateriaal nam Jan de bezoekers bij de hand door de boeiende geschiedenis van de tuinarchitectuur, die eigenlijk al begon toen de eerste mens zich op een vaste plek vestigde en zijn behuizing ging omtuynen d.w.z. omheinen. Het doel hiervan was om de natuur, de wildernis en het ‘zondige’ buiten te sluiten, een hortus conclusus.
Interessant is, dat veel informatie over vroegere tuinarchitectuur is terug te vinden op schilderijen en prenten. Belangrijk is bijvoorbeeld het werk van Hans Vredeman de Vries (1527 – ca. 1604): ‘Hortorum virdariorumque elegantes…‘ In dit prentenboek met tuinontwerpen legde deze veelzijdige kunstenaar, schilder, tekenaar, de invloeden van de Renaissance uit Italië uit en bepaalde hiermee het karakter van de Nederlandse en Vlaamse tuinarchitectuur.
Blommige groenboeken
Van een stroming die vanaf 1620 toonaangevend is, was een goed voorbeeld in onze eigen regio te vinden: paleis Honselaarsdijk. Deze stroming staat bekend als het Hollands Classicisme.
Architect Jacob van Campen is er een van de vertegenwoordigers van. Hij was o.a. betrokken bij de bouw van paleis Honselaarsdijk van Frederik Hendrik, dat in die tijd met zijn fazanterie, visvijvers en tuinen bekend stond als ‘Klein Versailles’.
Dankzij het wereldbekende boek van Jan van der Groen (1624 – 1671): ‘Den Nederlandtsen Hovenier‘, weten we nu nog steeds welke bloemen en planten er in de tuinen van Paleis Honselaarsdijk groeiden. Jan van der Groen was namelijk hofleverancier van de Prinselijke familie Oranje Nassau en dus ook van de tuinen van het paleis. In totaal staan er 900 tuinplanten in het boek beschreven, waarvan 250 sierplanten.
Een ander even belangrijk boek is de Hortus Floridus, De Blom-hof, van Crispijn van de Passe (1589 -1670). De eerste Latijnse uitgave verscheen in 1614. Dit boek verscheen tegen het decor van de rage op het gebied van uitheemse bloemen en planten, o.a. veroorzaakt door de activiteiten van de Verenigde Oost-Indische Compagnie, maar ook door de komst van gewassen, zoals de tulp, naar ons land. De informatie van dit boek haalde van de Passe uit tuinen van liefhebbers, waar onder die van Carolus Clusius!
Stijlen verschijnen en verdwijnen
Als reactie op de formele tuinen ontstaat er in het midden van de 18e eeuw een stijl waarbij gevoel een grote rol speelt: de (vroege) Engelse landschappelijke stijl. Rechte lijnen en strakke perken veranderen in vloeiende lijnen met glooiende gazons en vergezichten. Landgoed Ockenburg, bij Loosduinen, is een mooi voorbeeld van de omvorming van een formele naar een landschappelijk ontwerp.
Ook de tuinen van paleis Het Loo vielen ten tijde van koning Lodewijk Napoleon (1804-1810) ten prooi aan deze nieuwe stijl. In de periode van 1980 – 1984 zijn de oorspronkelijke tuinen van stadhouder Willem III, die hier van 1685 – 1692 woonde, echter weer in ere hersteld. Uitgangspunt van de restauratie waren zowel oude ontwerptekeningen als opgravingen ter plaatse. Op de oude uitgegraven fundamenten zijn nu weer parterres in decoratieve patronen te vinden omgeven door bloembedden met 17e eeuwse plantensoorten.
Een interessant boek uit de landschappelijke periode (1802) is het: ‘Magazijn van Tuin-sieraden‘ van tuinarchitect Gijsbert van Laar (1767-1829). Het is een boek vol voorbeelden van prieeltjes, vijvers met heuvels, bruggen en zitjes en gebouwen, zoals een hermitage, kluizenaarshut. Grappig is het om te weten is, dat in die tijd in Engeland landeigenaren mensen inhuurden om in hun tuin voor kluizenaar te spelen.
Het boek van Van Laar was bijzonder populair en is van grote invloed geweest op de tuinen in de 19e eeuw. ‘Afbeeldingen der fraaiste, meest uitheemsche boomen en heesters‘ van Johann Carl Krauss (1802) is een ander prachtig prentenboek over Engelse tuinen.
Interessant is verder, dat rond dezelfde tijd, ook wel de Franse Tijd genoemd, veel buitenplaatsen door geldgebrek verdwenen.
Hierna volgen nog stijlen als de late landschapsstijl, de gemengde stijl en de architectonische stijl om tot slot in onze tijd te belanden. Door de eeuwen heen kunt u zien dat tuinen met een besloten karakter, hortus conclusus, veranderen in tuinen met een meer open karakter. Nu zijn we weer terug bij de hortus conclusus met dien verstande dat de hedendaagse tuinier (gelukkig niet allemaal!) veranderd lijkt te zijn in een stratenmaker!
Anneke Duyvesteijn (twitter: @blikopdetuin)
Deze tekst is eerder gepubliceerd in de rubriek Blik op de tuin in Het Hele Westland (week 47 en 48 in 2012)