Jaarverslag 2020

Algemene ledenvergaderingen

Op dinsdag 11 februari werd de Algemene Ledenvergadering gehouden. Er waren dit jaar geen bestuurswisselingen. Een belangrijk punt was de voorgenomen statutenwijziging. Omdat tijdens acties van het genootschap was gebleken dat de doelstelling van het genootschap te beperkt kon zijn, is een wijziging door het bestuur voorgesteld. De wijziging kon echter slechts worden goedgekeurd indien tweederde van het aantal leden aanwezig zou zijn om te stemmen. De punten van wijziging werden besproken en bediscussieerd. In een nieuw uit te schrijven ledenvergadering konden ze pas in stemming worden gebracht. Deze extra Algemene Ledenvergadering werd op 4
maart 2020 in het Westlands Museum gehouden.
Daar werd de statutenwijziging opnieuw besproken en nu met unanieme instemming aangenomen.
De notulen van beide Algemene Ledenvergaderingen zijn te lezen op de website onder Bestuur.

Erfgoedbescherming

Het GOW heeft afgelopen jaar veel aandacht besteed aan erfgoedbescherming volgend op de statutenwijziging die in de ALV is goedgekeurd. Hiertoe is met een groot aantal historische verenigingen, het Westlands Museum, het Atlantikwall museum en Stichting Monumentaal Westland de werkgroep Erfgoedbescherming Westland opgezet, waarbij het genootschap de voorzittersrol en het penvoerderschap op zich neemt. Doel is om de inspanning op dit terrein te bundelen.
In augustus 2020 is een reactie naar de gemeente Westland gestuurd met betrekking tot het bouwplan De Harmonie. Kern ervan is dat het bouwplan te massaal is in verhouding tot het tegenovergelegen rijksmonument Huize Bijdorp. De gemeente heeft in 2020 nog geen antwoord gegeven.
Ook is bezwaar gemaakt tegen een door de gemeente Westland op 23-6-2020 verleende omgevingsvergunning voor de ruiming van de RK begraafplaats aan de Dijkweg in Naaldwijk. Het college van B en W heeft nog niet beslist op het bezwaarschrift in afwachting van de uitkomst van een aanwijzingsprocedure van de begraafplaats tot gemeentelijk monument. De aanvragers, de Bond Heemschut, het Cuypersgenootschap en het GOW hebben de gelegenheid gekregen om de waarde door middel van een funerair-historisch en kunsthistorisch rapport aan te tonen.
De werkgroep Erfgoedbescherming Westland heeft inbreng geleverd op de omgevingsvisie Westland, die onder andere uitgaat van verdichting en hoogbouw in de kernen. Dit heeft geresulteerd in de toevoeging: ‘wij houden rekening met historische dorpsgezichten en gaan vroegtijdig in overleg met de historische verenigingen’. Een vergadering met wethouder Piet Vreugdenhil, Gustaaf van Gaalen, Jan Maat en Frank de Klerk heeft geleid tot de instelling van een halfjaarlijks overleg om tot snellere actie te kunnen komen en erfgoed in het Westland beter te beschermen.

Lezingen

Dinsdag 11 februari hielden drs. Tim de Ridder en Roosje Peeters MA een lezing in zaal De Hoeksteen in Maasdijk. Onderwerp was ‘Grafelijke hoven in Holland’. De Ridder sprak over de ontwikkelingen in de kustregio van Nederland in de periode 900-1300.
Archeologisch onderzoek en spitten in historische bronnen heeft veel kennis opgeleverd. Holland bestond aanvankelijk uit verschillende kerngewesten en het was niet scherp begrensd. Van de negende t/m de elfde eeuw was de invloed van de Vikingen heel groot. In 885 kwam Gerulf, stamvader van het Hollandse gravenhuis, aan de macht. De graven bouwden ringwalburchten als bescherming tegen de Vikingen (Middelburg, Den Burg op Texel, Rijnsburg, enz). Daarnaast kwamen er dingplaatsen waar recht werd gesproken en grafelijke hoven van waaruit werd bestuurd. Alkmaar en Haarlem, Rijnsburg en Vlaardingen waren plaatsen waar de graaf zelf kwam voor belastingheffing.
De term Holland is pas in gebruik aan het eind van de elfde eeuw, in 1101 aangeduid als graafschap.
Eerder was er wel sprake van koningsgoed Maasland, dat Maasland, Schipluiden en De Lier omvatte en in 985 aan graaf Dirk II was geschonken door koning Otto III. Hierna begon de ontginning van het moerasachtige gebied. Het tol heffen van Dirk III leidde tot een treffen met de keizer en Dirks verrassende overwinning gaf hem meer zeggenschap over het graafschap. Vlaardingen werd belangrijker, had een hof en kreeg zelfs een eigen munt. Inklinking van de veenlaag maakte aanleg van dijken noodzakelijk. Rond 1170 werd de Maasdijk aangelegd. In de dertiende eeuw groeiden de steden. Immigratie was ook toen al aan de orde bleek uit isotopenonderzoek aan opgegraven skeletten. Vlaardingen had in 1246 een jaarmarkt en net als Leiden en Dordrecht eigen stadsrechten.
Mogelijk waren er in Zuid-Holland grafelijke hoven in Leiden, Den Haag, Delft, Gouda, Vlaardingen, Dordrecht, Valkenburg, Pijnacker, ’s-Gravenzande, Wassenaar, Wateringen, Rodenrijs en Overschie. Onderzoek is nodig, besluit Tim de Ridder zijn lezing.

Roosje Peeters vertelde hierna over haar promotieonderzoek naar Hoven in Holland. Ze heeft koningsoorkonden uit 889, 922, 969 en 985 bestudeerd waaruit blijkt dat graven bezittingen ontvingen. In 985 kreeg graaf Dirk II alle land in bezit tussen de rivieren de IJssel en de Lier. Roosje gaf aan dat een hof niet een kasteel hoefde te zijn, maar meer een centrum van exploitatie van een domein. In het Goederenregister van de kerk van Utrecht uit 900 komen landerijen voor uit Maasland, De Lier, Honselersdijk en Monster, die als erfenis zijn overgedragen. In andere documenten worden grondeigenaren genoemd als Van Naaldwijk, Uter Lyere en Van de Wateringe.
Deze eigenaren bezaten veel bezittingen tussen Poeldijk en Vlaardingen. In HISGIS (Historisch Geografisch Informatiesysteem) kan informatie worden gevonden over kadastrale gegevens vanaf 1811. Op de vraag of er hoven waren in het Westland kon mevrouw Peeters duidelijk zijn. In het werk van De Monté ver Loren vond zij dat in 1375 werd verhaald over ‘dat oude hof’ van Albrecht van Wateringen. Al in de tiende eeuw was er bewoning rondom Wateringen en in Monster, maar of er een hof was? Gebieden in De Lier en Zouteveen werden door Floris, graaf van Holland, in 1282 voor eeuwig gegeven aan Jan Persijn. In Maasland verpachtte graaf Floris V in 1272 grond, ‘hoflant’ genoemd. In Loosduinen werd in 1186 een grafelijk huwelijk gesloten aan een hof. In de kaartboeken van de Cisterciënzer vrouwenabdij Leeuwenhorst bij Noordwijk en de Benedictijner abdij in Egmond worden bezittingen in Westland genoemd. Er zal nog verder onderzoek volgen, ook in het Westland!
Roosje Peeters besluit met het verzoek om kennis met haar te delen.
Er waren 125 bezoekers waarvan 11 niet-leden.

Woensdag 11 november vond de webinarlezing ‘Hoveniers van Oranje‘ door dr. Lenneke Berkhout plaats.
In de zeventiende eeuw streefden de prinsen van Oranje in de pasgevormde Republiek der Zeven Provinciën naar aanzien en prestige. Dat kwam ook tot uiting in de aanleg van goed onderhouden tuinen bij hun paleizen en buitenverblijven. Historica Lenneke Berkhout promoveerde in augustus aan de Rijksuniversiteit Groningen op het proefschrift “Hoveniers van Oranje”.
De lezing was toegespitst op het paleis Noordeinde, huis ter Nieuburch in Rijswijk, huis Ten Bosch en Huis Honselaarsdijk. Al deze paleizen kwamen in de zeventiende eeuw in handen van stadhouder Frederik Hendrik, zoon van Willem van Oranje en Louise de Coligny. Frederik Hendrik en later ook zijn kleinzoon Willem III hebben deze paleizen en huizen van fraaie tuinen voorzien, waarvoor zij de beste hoveniers aantrokken. Aanvankelijk waren dit alleen mensen uit de Republiek en de functie ging over van vader op zoon. Zo was vanaf 1622 Gijsbrecht Antonisz van Tooren hovenier van Honselaarsdijk en volgde zijn zoon Anthonie hem op. Bij diens overlijden in 1662 kreeg zijn weduwe de supervisie totdat ze in 1670 vertrok naar het H. Geesthofje in Naaldwijk. Van de familie Verbrugge werkten Cornelis, Jacob en Blasius voor Frederik Hendrik in Honselaarsdijk.
Vanaf 1670 zou het ambt niet meer overgaan van vader op zoon, maar Willem III stelde hoveniers aan op grond van hun persoonlijke kwaliteiten. Concurrentie met Lodewijk XIV, de Zonnekoning, was hiervoor een belangrijke drijfveer. Namen als Jan van der Groen, Jan Padec en Charles de Buisson komen dan in beeld. De laatste kwam uit Frankrijk en introduceerde de techniek van het snoeien van dwergboompjes.
Van de hoveniers van Oranje is veel bekend uit documenten van de Domeinraad. Een hovenier kreeg een aanstellingsakte met instructies. Hij moest een eed afleggen voor de Domeinraad in Den Haag en ‘getrouwheyd en suyveringhe’ zweren. De Oranjes waren goed van betalen. In plaats van de gebruikelijke 250 Carolusguldens betaalden ze er wel 450-800. Hoveniers kregen naast hun jaarloon gratis huisvesting, turf en hout, een rode livrei en vrijstelling van plaatselijke belastingen. Een hovenier had bovendien een goede maatschappelijke positie. Dikwijls werd het ambt gecombineerd met bestuurlijke functies als schepen en gerechtsbode.
Voor de werkzaamheden waren knechten en dagloners nodig. Er waren indrukwekkende parterres, boomgaarden, maar ook moestuinen. Vanaf 1635 mochten geen groenten, kruiden en fruit meer op de markt worden gekocht. Alles voor het hof moest uit de moestuinen komen. Het gebruik van broeibakken voor snellere groei gaf prestige. Honselaarsdijk kreeg in 1680 ook een oranjerie met oranjeboompjes uit Genua en exotische planten via de VOC. Bijzondere taken waren er voor de fontenier-grottier: fonteinen aan de gang houden, de faisantier (pluimveegraaf) en de boswachters en opzichters van het wild.
Dat Honselaarsdijk ‘het Versailles van het noorden’ werd genoemd had niet alleen te maken met de grote schilderijenverzameling van de Oranjes, maar zeker ook met de indrukwekkende tuinen waar veel nieuwe technieken werden geïntroduceerd en internationale kennis werd toegepast door kundige hoveniers.
Van 70 mailadressen is bekend dat werd ingelogd.

Dinsdag 8 december vond de webinarlezing ‘Burgemeester in oorlogstijd‘, door prof. dr. Peter Romijn plaats.
Deze lezing werd enkele malen uitgesteld vanwege coronaperikelen. Bij het webinar voor leden en belangstellenden hebben 52 mailadressen ingelogd.
‘De burgemeester is in normale tijden een schakel tussen het lokaal en nationaal bestuur’, zei Romijn. Het bestuur veranderde in een dwangorganisatie, waarbij de burgemeester uitvoerder van maatregelen van de bezetter werd en tegelijk belangbehartiger was van de burgerij.
Romijn onderscheidde drie fases. Aanvankelijk was er een beleid van geleidelijke aanpassing, dat in augustus 1941 veranderde in nazificatie. Vanaf voorjaar 1944 tot de bevrijding had een verregaande militarisering van het bestuur plaats. Vanuit de rijksoverheid pleitte de hoogste ambtenaar van het ministerie van Binnenlandse Zaken, Karel Frederiks, voor aanblijven omdat vervanging door een NSB’er erger zou zijn. Toen een burgemeester Frederiks vroeg hoe te handelen inzake de Jodenvervolging, luidde het antwoord: ‘Daar is helaas niets aan te doen’.
Op de vraag “Zijn er burgemeesters opgestapt?” antwoordde Romijn dat een derde van alle burgemeesters is vervangen door een NSB’er. Doorgaans gingen de grotere plaatsen naar NSB’ers.
Een voorbeeld van collectief opstappen was de groep van 35 Limburgse burgemeesters, die in 1941 stopten omdat de NSB-commissaris van de Koningin De Marchant et d’Asembourg medewerking aan de nazificatie eiste. De katholieke kerk zorgde voor een sociaal vangnet voor deze burgemeesters.
Romijn benadrukte dat uiteenlopende types NSB-burgemeester werden. Enkele categorieën waren echter oververtegenwoordigd: agrarische bestuurders, oud-Indiëgangers en ambitieuze personen. ‘Zij dachten hun functie te legitimeren met goede bedoelingen en beriepen zich op het christelijk geloof’, zei Romijn.
Na de oorlog volgden zuivering en strafvervolging door de Bijzondere Rechtspleging. Uitgangspunt was de vervanging van ‘foute’ burgemeesters door patriottische mensen. Topambtenaar Frederiks kreeg ongevraagd eervol ontslag. ‘Veel burgemeesters zijn aan de kant gezet’, zei Romijn. Later werd de benadering milder en stond de vraag centraal of deze burgemeester competent was in de wederopbouw.
Veel burgemeesters gebruikten hun keuze voor ‘het geringste kwaad’ als verontschuldiging. Zij hadden gehandeld om erger te voorkomen. Oud-burgemeester Schokking van ‘s-Gravenzande was in Hazerwoude betrokken bij de arrestatie van een Joods gezin maar kon na de oorlog toch burgemeester van Den Haag worden. Pas toen er veel later onrust in de pers ontstond, moest Schokking zijn functie opgeven.
Burgemeesters hebben verschillend gereageerd op dilemma’s waarmee zij werden geconfronteerd. Romijn gaf vier voorbeelden van burgemeesters van antirevolutionairen huize. Bouma van Emmen stapte in 1941 over naar de NSB, Colijn van Alphen aan den Rijn, een broer van de minister-president, was slap en toegeeflijk. Boot van Terborg en Wisch in de Achterhoek deed zijn best om in zijn functie mensen te helpen en Bruins Slot van het Groningse Adorp nam vanaf het begin een principieel standpunt in en schreef zijn ontslagbrief. Topambtenaar Frederiks legde deze echter in een bureaulade. Bruins Slot is vervolgens ondergedoken en leider van de verzetskrant Trouw geworden.

Uitreiking Oud-Westlandprijs 2020

Leo van den Ende is winnaar geworden van de Oud Westlandprijs 2020. Vanwege de coronamaatregelen was het onmogelijk een bijeenkomst te organiseren. Daarom werd de prijs op woensdag 25 november tijdens een webinar symbolisch overhandigd. Op veertig mailadressen werd de uitreiking rechtstreeks gevolgd. Omdat er een opname werd gemaakt, kon men ook later via een link op de website het evenement bekijken.
De voorzitter van de jury dr. Adri van Vliet hield tijdens het webinar een toespraak over de betekenis van het werk van drs. Leo van den Ende. Elders in dit jaarboek vindt u de motivatie van de jury.
Vervolgens hield Van den Ende een korte voordracht over de bewoners van buitenplaats Geerbron. Eerste eigenaar was luitenant-admiraal Antony Pieterson (1658-1722). Deze is begraven in de Nederlands Hervormde Kerk in Monster waar zijn grafmonument nog steeds een prominente plaats inneemt. In 1801 kwam de buitenplaats in handen van de arts en baljuw Gerard Herckenrath. Deze was afkomstig uit Venlo en had in Duisburg medicijnen gestudeerd.
Herckenrath was gehuwd met Alida Millius uit Amsterdam, die familie was van pastoor Gunst van Poeldijk. Vermoedelijk is de familie hierdoor in het Westland beland. Na het overlijden van Gerard bleef zijn vrouw op Geerbron achter met zeven kinderen. De oudste, Maria, trouwde met de Amsterdamse makelaar in granen Jacobus Allebé. Na het overlijden van Maria groeide hun dochter Theresia op bij grootmoeder Alida Milius op Geerbron. Jongste zoon Leon emigreerde naar de Verenigde Staten waar hij zijn vrouw Juliette tegenkwam. De geschiedenis van Leon en Juliette kennen we uit het Boekenweekgeschenk 2020 van Annejet van der Zijl.

Website

In het afgelopen jaar heeft het genootschap de website gemoderniseerd en daaraan een webwinkel toegevoegd voor verkoop van de boeken die onder regie van het genootschap zijn uitgegeven.
De verkoop van de tweede druk van het met de Ithakaprijs bekroonde boek “Buitenplaatsen in het Westland” is daarin aangevangen.

Historisch jaarboek 2020

Op 8 april zou naast een lezing ook het speciale Historisch Jaarboek Westland 2020 worden gepresenteerd. Het jaarboek kwam vroeger in het jaar uit omdat het in zijn geheel gewijd is aan het thema ‘oorlog en bevrijding’. Dit in verband met 75 jaar vrijheid in ons land. Helaas was er de Covid19onvrijheid. Omdat het bestuur toch graag de leden vóór 5 mei het jaarboek wilde aanbieden, werd besloten het te bezorgen. Gelukkig waren er hulpvaardige leden die een handje wilden helpen, waarvoor onze dank.
De redactie bestaat uit Gerda Gunneweg-van Zeijl, Harry Groenewegen, Gustaaf van Gaalen en Leo van den Ende als voorzitter.

Ledenbestand

Op 31 december 2020 bedroeg het aantal leden 590, waaronder twee ereleden. Het ledental is toegenomen met 9 personen ten opzichte van dat van 2019.
32 Personen meldden zich als nieuw lid aan en er waren twaalf opzeggingen.

Daarnaast moesten we door overlijden helaas afscheid nemen van elf leden:

Dhr. J.J. van den Berg, Naaldwijk
Dhr. H. Horlings, Schipluiden
Dhr. H. Breugem, Honselersdijk
Dhr. J. Pol, Naaldwijk
Dhr. J. de Jong, Maasdijk
Dhr. K.H.J. van der Caay, Naaldwijk

Dhr. P. van der Kruk, Nootdorp
Dhr. J. Flikweert, ’s-Gravenzande
Dhr. A. van Duijn, Wassenaar
Dhr. A. Heus, ’s-Gravenzande
Dhr. J.H.M. Zwinkels, Naaldwijk

In het jaarverslag van 2019 ontbreekt bij de overledenen het trouwe lid dhr. A. Vijverberg, Naaldwijk.

Bestuursvergaderingen

Het bestuur heeft negenmaal vergaderd: op 8 januari, 11 maart, 6 mei, 8 juli, 26 augustus, 9 september, 28 september (zoom), 21 oktober (zoom) en 16 november (zoom).
De bestuurssamenstelling is niet gewijzigd:
Jan Maat, voorzitter
Liduin Badoux-Grootscholten, secretaris
Ad Moor, penningmeester
Harry Groenewegen, redactie jaarboek
Frank de Klerk, communicatie en pr, info@oudwestland.nl

Aad Vermeer, ledenadministratie

Social media en website:
Arco Keijzer, websitebeheerder
Michel Kox, websitebouw
Kevin de Kok, social media
Jan Peter Diepersloot, social media en beheerder webwinkel

Boekencommissie:
Martha Vollering, Harry Groenewegen en Frank de Klerk

Leo van den Ende winnaar Oud Westlandprijs 2020

Leo van den Ende is de winnaar geworden van de Oud Westlandprijs 2020. Vanwege de Corona-maatregelen was het onmogelijk een bijeenkomst te organiseren. Daarom werd de prijs op woensdag 25 november tijdens een webinar symbolisch overhandigd. Via deze link is een opname van deze webinar te bekijken.

De voorzitter van de jury dr. Adri van Vliet hield tijdens het webinar een toespraak over de betekenis van het werk van drs. Leo van den Ende. Hij maakte duidelijk dat Van den Ende de prijs heeft gekregen voor de breedte van zijn historisch werk. Hij heeft zich ingezet voor het behoud van bekende Monsterse monumenten zoals de Gereformeerde Kerk, de grafkelder Herckenrath en diverse druivenmuren. Ook heeft hij meegewerkt om archeologische vondsten veilig te stellen.

Sinds 1989 is Leo lid en voorzitter van de redactiecommissie van het Historisch Jaarboek Westland. Als bestuurder is hij actief in het Westlands Museum, het Westlands kunstmuseum en de historische vereniging Monster-Ter Heijde. Hij heeft diverse publicaties op zijn naam staan onder andere over Geerbron en de familie Herckenrath. Onlangs gaf hij eigen beheer de brieven aan Theresia Allebé uit, een telg uit de familie, die in de 19de eeuw Geerbron bewoonde.

Zijn werk kenmerkt zich door uitstekend bronnenonderzoek. Met zijn talrijke populair wetenschappelijke publicaties bereikt hij een breed publiek. De jury koos voor Leo van den Ende uit twaalf voordrachten. In eerste instantie werden uit deze voordrachten unaniem een drietal kandidaten genomineerd. In alfabetische volgorde zijn dit: Jan Willem van den Beukel, Leo van den Ende en Gré Ruigrok

Vervolgens hield de prijswinnaar een korte voordracht over de bewoners van buitenplaats Geerbron. Hij sprak in het bijzonder over luitenant-generaal Antony Pieterson (1658-1722). Deze is begraven in de Nederlands Hervormde Kerk in Monster waar zijn grafmonument nog steeds een prominente plaats inneemt. Na diverse eigenaren in de 18de eeuw kwam de buitenplaats in 1801 in handen van de arts en baljuw Gerard Herckenrath. Deze was afkomstig uit Venlo en had in Duisburg medicijnen gestudeerd.

Herckenrath was gehuwd met Alida Millius uit Amsterdam, die familie was van pastoor Gunst van Poeldijk. Vermoedelijk is de familie Herckenrath door deze connectie in het Westland beland. Na het overlijden van Gerard bleef zijn vrouw op Geerbron achter met zeven kinderen. De oudste, Maria trouwde met de Amsterdamse makelaar in granen Jacobus Allebé, de vader van Theresia, en zoon Leon emigreerde naar de Verenigde Staten waar hij zijn vrouw Juliette tegenkwam.

Lezing “Hoveniers van Oranje”

In de 17de eeuw streefden de prinsen van Oranje in de pasvormde republiek der zeven provinciën naar aanzien en prestige. Dat kwam onder andere tot uiting in de aanleg van goed onderhouden tuinen bij hun paleizen en buitenverblijven. Historica Lenneke Berkhout promoveerde vorig jaar aan de Rijksuniversiteit Groningen op het proefschrift “Hoveniers van Oranje’. Zij sprak op 11 november via een webinar voor de leden van het Genootschap Oud Westland. 

De lezing was toegespitst op het paleis Noordeinde, huis ter Nieuburch in Rijswijk, huis Ten Bosch en huis te Honselaarsdijk. Al deze paleizen kwamen in de 17de eeuw in handen van stadhouder Fredrik Hendrik, zoon van Willem en Oranje en Louise de Coligny. Frederik Hendrik spande zich zeer in om deze paleizen en huizen van fraaie tuinen te voorzien, waarvoor hij de beste hoveniers van Nederland aantrok. Hij wilde van zijn verblijfplaats in Honselersdijk een echt jachtslot maken.

De eerste hoveniers van Honselersdijk waren leden van de uit Voorschoten afkomstige familie van Thooren. Vader Gijsbert werd in 1643 opgevolgd door zijn zoon Antonie. ,,Vermoedelijk was hij niet meer staat om fysiek in de tuin te werken’’, zei Berkhout. ,,Hovenier was een vak dat vaak van vader op zoon werd doorgegeven. De hoveniers werden opgeleid aan Nederlandse en buitenlandse instellingen en kregen bij hun aanstelling een acte. Daarvoor moesten de hoveniers bij de domeinraad een eed afleggen dat zij geen giften hadden betaald om de functie te krijgen. De hoveniers verdienden goed, wel 450 à 800 gulden per jaar. Dat was meer dan het salaris van een predikant’ maar de Oranjes waren niet altijd goed van betalen.’’

Niet alleen het salaris was goed. De hoveniers genoten ook uitstekende secondaire arbeidsvoorwaarden zoals gratis huisvesting en gratis brandstof. Daar kwamen nog vrijstelling van lokale belastingen bij en gratis kleding in de vorm van een livrei, een fraaie mantel. De functie had maatschappelijk aanzien hetgeen tot uiting kwam in het bekleden van plaatselijke functies zoals schepen. Het uitvoerend, zware werk in de tuinen lieten de hoveniers over aan loonwerkers. Het telen van groenten was nog belangrijker dan het onderhouden van een siertuin. Uitgangspunt was dat de tuinen zoveel produceerden dat het niet nodig was om groente en fruit op de markt te kopen. Een gevulde tafel met zeldzame groenten en fruit droeg bij aan het prestige van de Oranjes.

De stadhouders schuwden niet om kennis uit het buitenland te halen. De Franse tuinontwerper André Mollet werd aangetrokken om parterres aan te leggen. Hij hield zich bezig met het uitzetten van patronen op de grond en het scheren van de bomen en hagen. Antonie van Thooren leerde van hem het vak waardoor hij vele jaren zelf  tuinen kon aanleggen, die zich kenmerkten door hoge hagen en pyramides. De hagen werden door middel van een stellage onderhouden. Om planten uit warme landen zoals sinaasappels te laten overwinteren werd een oranjerie aangelegd. Boswachters en faisantiers zorgden dat er altijd voldoende gevogelte was zowel voor de sier als voor op tafel.

Overhandiging petitie behoud RK begraafplaats

Op de katholieke gedenkdag van Allerzielen heeft wethouder Piet Vreugdenhil van cultuur een petitie tot behoud van de RK begraafplaats aan de Dijkweg in Naaldwijk in ontvangst genomen. De petitie is duizend keer ondertekend. De helft van de ondertekenaars komt uit het Westland waarvan het merendeel uit Naaldwijk. Vreugdenhil zei dat de voorgenomen ruiming van de begraafplaats hem raakt in zijn ‘culturele hart’. Ook noemde hij de ruiming een juridisch ‘complexe zaak’ waarin hij ook te maken heeft met het parochiebestuur. Hij vindt het van groot belang het oordeel van juristen en rechters af te wachten.

Vreugdenhil gaf de werkgroep behoud RK begraafplaats Dijkweg het advies om het gesprek met parochiebestuur aan te gaan. Korrie Korevaart, van de stichting Terebinth, antwoordde dat de werkgroep reeds met de parochie spreekt over een plan voor het restaureren van de begraafplaats. Zij pleitte voor een gedegen onderzoek naar de historische en monumentale waarde van de begraafplaats en de daarbij behorende fruitmuur aan de achterzijde. De begraafplaats mag niet veranderen in een kaal grasveld dat slechts voor projectontwikkelaars aantrekkingskracht heeft.

‘Buitenplaatsen in het Westland’ ligt nu in de winkels.

Nu de feestdagen er weer aan komen is het belangrijk te weten dat de herdruk van ons prachtige boek ‘Buitenplaatsen in het Westland’ is verschenen en vanaf nu weer in de winkels ligt.

Een uniek cadeau waarmee iedere Westlander kan kennismaken met zijn lokale geschiedenis. 

Buitenplaatsen speelden in het Westland eeuwenlang een belangrijke rol. Het boek beschrijft het ontstaan en de verdwijning van deze buitenverblijven in het Westland. Ook geeft het een antwoord op de vraag welke rol zij gespeeld hebben in de ontwikkeling van de tuinbouw in deze streek. Tot slot bevat het uitgebreide beschrijvingen van achttien buitenplaatsen, die gezamenlijk een beeld geven van de rijkdom van het buitenleven in het Westland. Dit boek won in 2019 de Ithaka prijs.

Verkoopprijs €29,95

U kunt het boek bestellen in de webshop van Genootschap Oud-Westland:

http://genootschapoudwestland.nl/winkel/buitenplaatsen-in-het-westland/.  In het Westland wordt het boek na betaling bij u thuisbezorgd.

En bij onderstaande verkooppunten:

  • The Read Shop Naaldwijk
  • Sigarenmagazijn de Wilde Naaldwijk
  • The Read Shop Honselersdijk
  • Primera Brekelmans ’s Gravenzande
  • Bruna Monster
  • Bruna De Lier
  • Primera Wateringen
  • Boekhandel het Keizerrijk Maassluis
  • The Readshop Maassluis (Koningshoek)
  • Boekhandel de Omslag Delft
  • The Readshop Kempers Delft
  • Boekhandel Post Scriptum Schiedam
  • Westlands Museum Kwintsheul