Vanuit de Werkgroep Erfgoedbescherming Westland, waar wij als Genootschap Oud-Westland onderdeel van zijn, is dinsdag 15 februari een start gegeven aan het project ‘Monumentenbordjes’. Dit project bestaat uit twee delen. Het eerste behelst het aanbrengen van monumentenbordjes op 100 aansprekende monumenten in het Westland.
Vrijwilligers van onze vereniging gaan komende weken langs bij de monument-eigenaren om te vragen of zij mee willen doen aan dit project. Het wordt hen makkelijk gemaakt; wij zorgen voor een concepttekst, laten een weerbestendig monumentbordje drukken én zorgen voor de plaatsing/bevestiging. Voor de eigenaar zijn er bovendien geen kosten; die nemen wij als vereniging voor onze rekening (dankzij financiële ondersteuning van het Prins Bernhard Fonds en de gemeente Westland).
Het tweede deel bestaat uit het plaatsen van een groter centrumbord in álle Westlandse dorpen, waarop de geschiedenis van dat dorp wordt beschreven. Op die borden komt tevens een QR-code. Als mensen die scannen verschijnt een route met een historische rondwandeling in dat dorp.
Wij hopen dat Westlanders en ook toeristen zo beter bekend raken met ons mooie erfgoed.
Het onbekende verhaal over de emigratie van meer dan 400 Westlanders (190 Westlandse gezinnen en huishoudens) naar Canada en de VS na de Tweede Wereldoorlog. Dit was onderdeel van een programma van de Christian Reformed Churches North-America CRC en de Gereformeerde Kerken Nederland GKN. Het programma liep van 1946 tot 1963 en werd ondersteund door de Canadese en de Nederlandse overheid. Dit jaar is het precies 60 jaar geleden dat de laatste Westlander via dit programma emigreerde.
Ton Sels heeft in bijgaand artikel dit verhaal op schrift gezet. Via deze link kun je het artikel lezen.
De rol van de vrouw in de tuin. Deze titel van de lezing van kunsthistorica Anne Mieke Backer voor het Genootschap Oud Westland wekt de indruk dat het over de rol van de vrouw in de Westlandse tuinbouw gaat. Vanaf de 17de eeuw hadden vrouwen echter al een grote rol in de inrichting van de (sier)tuin.
In de gouden eeuw stond het Slot te Honselersdijk bekend als het Hollandse Versailles. Voor de tuininrichting werden de beste architecten ingehuurd maar de vrouw van stadhouder Frederik Hendrik, Amalia van Solms hield zich ook intensief met de tuin bezig. Zij zag hierbij de Engelse koningsdochter Elisabeth I, die was getrouwd met de winterkoning Frederik van de Palts als haar grote voorbeeld.
Frederik van de Palts was een neef van de stadhouders Maurits en Frederik Hendrik. De calvinistische Frederik werd in 1619 door de protestantse Tsjechische edelen gekozen tot koning van Bohemen. Het koningschap duurde maar een winter want Frederik werd snel verjaagd door de katholieke Oostenrijkse keizer. Hij ging daardoor onder de naam de winterkoning de geschiedenis in. Het gevolg was de dertig-jarige oorlog, die met name Duitsland teisterde en pas in 1648 bij de vrede van Munster werd beëindigd. Frederik van de Palts zocht zijn toevlucht bij neef Frederik Hendrik en ging wonen in een voorganger van het paleis aan de Kneuterdijk in Den Haag, dat thans deel uitmaakt van het complex van de Raad van State.
Calvinistische soberheid
Het hof in Den Haag stond bekend om zijn soberheid. De vrouw van de stadhouder, Amalia wilde meer grandeur. Amalia had in de winterkoningin Elisabeth met haar rijke hofleven een geweldig voorbeeld. Zij imiteerde haar niet alleen in kleding, haardracht en portretten, maar ook in de tuinaanleg. De vier dochters van Frederik Hendrik en Amalia kregen een gedegen opleiding en werden gedwongen gearrangeerde huwelijken te sluiten.
De dochters konden hun frustraties uitleven in de met eigen geld gefinancierde aanleg van Hollands classicistische tuinen die allemaal een Oranjenaam kregen: Oranienburg in Brandenburg (nog te bezoeken), Oranienstein in Nassau-Dietz, Oranjewoud in Friesland, Oranienbaum in Anhalt-Dessau (bestaat nog) en Oranienhof in Rheinland-Pfalz. Zij hadden ook grote invloed op de ontwikkeling van de hele omgeving van hun huizen en voerden tal van Hollandse producten en werkwijzen in ter verbetering van het vaak schamele gebied.
In het Westland ziet Backer ook invloed van Amalia van Solms op buitenplaatsen als Torenzicht in Poeldijk en Suydervelt in Wateringen. Backer verhaalt over de grote invloed van Amalia van Solms op de tuinarchitectuur in Nederland en via haar dochters ook in Duitsland. Die tuinarchitectuur getuigde van een Nederlands calvinistische instelling: een cultuur van beheersing, orde en regelmaat. De verfijnde schaal, de zuinige verhoudingen en het sobere materiaalgebruik bestempelde Backer als uniek in de wereld.
Anonieme vrouwen
Na de pauze werd de rol van anonieme vrouwen in het landschap belicht. Backer liet zien hoe de rol van de vrouw in de tuin vanaf de middeleeuwen tot in de twintigste eeuw van belang bleef voor het functioneren van de maatschappij. De zwaarte van de taak van vrouwen was afhankelijk van de rijkdom van de boer. Vrouwen van landheren konden, hoewel meestal anoniem, aanwijzingen geven voor de aanleg van tuinen terwijl vrouwelijk werkvolk een veel harder bestaan leidde. Bij het overlijden van een tuinbaas kon zijn weduwe soms uit de anonimiteit treden en het beheer van de tuin overnemen.
Vrouwen hadden vaak veel kennis van kruiden voor medicinale doeleinden en zelfs afrodisiaca en gif ook al konden ze meestal niet lezen en schrijven. Het verschil tussen heksen en heiligen was soms flinterdun, meende de spreekster. Vrouwen bleven heel lang anoniem aan het werk en hadden in Nederland geen recht op scholing in de sector. Pas in 1907 met de oprichting van Tuinbouwschool Huis te Lande te Rijswijk, alleen voor meisjes en liefst van de gegoede stand, werd een tuinopleiding mogelijk. Werken in de tuin werd gepromoot als gezond en verheffend. Westlandse vrouwen weten dat natuurlijk al heel lang en hebben vaak al van jongs af aan de handen uit de mouwen moeten steken.
Den Briel is vooral bekend als eerste stad, die in Nederland door de watergeuzen werd bevrijd van de Spanjaarden. Op 1 april 1572 verloor Alva zijn bril, is een bekend gezegde. De vaderlandse geschiedenis heeft zijn sporen achtergelaten.
Dat bleek op 23 september tijdens de excursie naar Den Briel van het Genootschap Oud Westland. Verdeeld over drie groepen gaven drie enthousiaste gidsen een rondleiding door het oude centrum van de vestingplaats aan de Brielse Maas. ,,De stad wordt omgeven door vijf ravelijnen en een wal met talloze kanonnen’’ vertelde muziekleraar en gids Peter Moree vol vuur bij de doorgang in de wal. ,,Den Briel is tot in de vorige eeuw van militaire betekenis geweest.’’
Libertatis primitiae staat op de gevel van het voormalige stadhuis, thans museum van de tachtig-jarige oorlog. Het is het stadswapen van Den Briel. Letterlijk vertaald betekent deze leuze: eerstelingen van de vrijheid. Daarmee wordt gedoeld op de verovering door de watergeuzen en de bevrijding van de Spaanse koning Philips II. Deze gebeurtenis wordt nog steeds jaarlijks herdacht op 1 april. Die avond worden in Den Briel veel ramen bekalkt met geuzenleuzen.
Martelaren
Een keerzijde van de inval van de geuzen was de terechtstelling van de 19 priesters en religieuzen. Zij werden door de geuzen opgehangen in een turfschuur en kregen bekendheid als de Martelaren van Gorcum. Onder de slachtoffers waren tien paters uit een klooster in Gorcum en een aantal priesters uit de omgeving. Onder andere pastoor Adriaan van Hilvarenbeek en kapelaan Jacob Lacops uit Monster kwamen in Den Briel aan hun einde. De martelaren werden in de vorige eeuw door de paus heilig verklaard.
Aan de andere kant bleven de protestanten in Den Briel de bevrijding herdenken. In 1872 bij het 300 jarig jubileum van de inval van de geuzen, werd een weeshuis voor gereformeerde kinderen opgericht. Het kreeg een grote plaquette met een watergeus met hakbijl en de tekst Pro Patria op de gevel. Een bezoek aan de monumentale Catherijnekerk, het tehuis voor oude zeelieden en het Arsenaal maakten de excursie compleet.
Voorzitter Adri Bom- Lemstra van Glastuinbouw Nederland heeft op zaterdag 5 september het eerste exemplaar van het Historisch Jaarboek Westland ontvangen. De presentatie van het Jaarboek van het Genootschap Oud Westland vond dit jaar plaats in een feestelijk versierde Oude Kerk in Naaldwijk.
Thema van de bijeenkomst was de Nationale Zomerbloemententoonstelling, die jaarlijks van 1986 tot 2019 in deze kerk plaats vond. Anneke Duyvesteijn, die jarenlang actief was in de organisatie van deze tentoonstelling, hield voor negentig leden van het Genootschap een voordracht over dit onderwerp. Bij de stopzetting van de tentoonstelling in 2019, werd besloten de geschiedenis van de tentoonstelling op papier te zetten. Anneke heeft deze taak op zich genomen.
Doelstelling van de tentoonstelling was een juiste etalage te vinden voor de zomerbloemen met als doel promotie en keuring van de inzendingen van rond de honderd deelnemers. De eerste tentoonstelling in 1986 werd de opmaat naar 33 succesvolle edities. Na de eerste editie werd ieder jaar voor een ander thema gekozen. Zuidkoop zorgde jarenlang voor de ontwerpen en de Dutch Flower Group fungeerde als sponsor. Bij de laatste twee edities had Heleen Valstar de leiding. Uiteindelijk leidde het ontbreken van voldoende sponsoren en vrijwilligers tot het einde van deze jarenlange traditie.
In het openingsartikel van de hand van Anneke Duyvesteijn is in het Jaarboek meer informatie over de Zomerbloemententoonstelling te vinden. Het Jaarboek besteedt dit jaar veel aandacht aan de tuinbouw. Een artikel gaat over de onlangs afgebroken tuinderswoning Nieuw Honsel. Twee andere bijdragen gaan over de bedrijven Zuidkoop B.V., Natural Projects en Dutch Flower Group. Het geestelijk leven wordt belicht in artikelen over Westlanders op bedevaart door de eeuwen heen en de beroemde uit Naaldwijk afkomstige humanist Maarten van Dorp.
Adri Bom hield na de ontvangst van het Jaarboek een lofrede op de tuinbouw, die zij de leukste sector van de Nederlandse economie noemde. Het Jaarboek is verkrijgbaar via de website van het Genootschap Oud Westland, de boekhandel en in het Westlands Museum.