Excursie naar Forum Hadriani op 14 mei 2022

Met 33 personen hebben we op een stralende middag genoten van de excursie in Voorburg. We verzamelden bij het museum Swaensteyn om daar de kleine tentoonstelling over het Romeinse Voorburg te zien. Joanneke van den Engel gaf daar nog even wat uitleg om als vervolg op haar lezing van 6 april de geheugens wat op te frissen. Om half twee wandelden we naar het gebied waar de stad ooit was gesitueerd om daar in drie groepen te worden rondgeleid over het terrein. De gidsen waren bijzonder goed op de hoogte en wisten, ondanks dat er eigenlijk niets meer was te zien, de Romeinse stad en samenleving goed tot leven te brengen. Dat er onder de grond nog heel veel aanwezig is, bewees onze gids met foto’s van opgravingen en met de vondst van Romeinse scherfjes op een plek waar onlangs rioleringswerkzaamheden waren geweest. Het prachtige park en het heerlijke weer maakten het succes van de middag compleet. Tevreden zaten we na afloop op een terras met een drankje nog wat na te praten, blij dat we elkaar weer gewoon hadden kunnen ontmoeten.

Opgravingen geven nieuw licht op Romeins Voorburg

In het begin van de jaartelling kwamen de Romeinen naar ons land. De noordgrens van het Romeinse rijk liep vanaf Katwijk langs de Oude Rijn naar Nijmegen. Op deze grens, limes geheten (wat recent tot Unesco erfgoed is verklaard), en ten zuiden daarvan lagen militaire versterkingen. Over een van deze versterkingen Forum Hadriani, het huidige Voorburg, hield archeoloog Joanneke van den Engel op 6 april een lezing voor het Genootschap Oud Westland.

Van den Engel studeerde in Leiden af op een scriptie over de geschiedenis van de opgravingen in Voorburg. Aan deze opgravingen zijn de namen verbonden van enkele grootheden in de Nederlandse archeologie zoals Caspar Reuvens en Jan Holwerda. Voordat Reuvens begin 19de eeuw onderzoek ging doen in Voorburg, waren daar rond 1500 al Romeinse voorwerpen gevonden. Bij de afgraving van strandwallen voor de bouw van landhuizen troffen de bouwers zaken aan als stenen met inscripties, munten, een kettinkje met smaragden en stukjes mozaïek.

Bronzen standbeeld

Een van de meest bijzondere vondsten in 1771 was de hand van een bronzen standbeeld. Deze hand werd later nog gebruikt als model bij het gieten van een standbeeld voor tsaar Peter de Grote in Sint Petersburg. De eerste vondsten werden bij toeval gedaan maar na de aankoop van het landgoed Arentsburgh door Reuvens kregen de opgravingen vanaf 1827 een meer systematisch karakter. Reuvens trok er een bedrag van 5000 gulden per jaar voor uit.

Na de vroege dood van Reuvens in 1835 ging de bekende archeoloog Jan Holverda in de periode 1909-1915 weer aan de slag. Hij vond in de grond de resten van houtbouw en een grote muur. Hij dacht in eerste instantie geen Romeinse stad maar een vlootbasis te hebben opgegraven vanwege de vondst van zegels met het opschrift classis Germania. Dat beeld veranderde weer toen in de jaren zestig de Nijmeegse hoogleraar archeologie, Jules Bogaers de spade in de grond zette. Zijn medewerkers vonden een steen met in het Latijn de vermelding van een gemeenteraadslid. Er volgde een herinterpretatie. Forum Hadriani had zich na de stichting ontwikkeld tot een Romeinse stad met stadsrechten.

Corbulo

Opgravingen op het terrein van doveninstituut Effatha leidden in 2008 tot de vondst van resten van een haven voor platbodems. Op de bodem van deze haven zijn talloze vondsten gedaan. Het nieuwe beeld is dat de Romeins veldheer Corbulo in de eerste eeuw opdracht gaf om een gracht te graven. Vanwege de staat van de wegen was het vervoer per schip immers veel gemakkelijker. Dat vervoer van de Maas startend in de omgeving van Naaldwijk naar de omgeving van Katwijk was ook veiliger over een gracht dan over zee.

Het gangbare beeld is nu dat de Cananefaten, een bevriende stam van de Romeinen zich rond 50 na chr. In Voorburg vestigde. In 121 bezocht keizer Hadrianus Voorburg en besloot een stad te stichten, Forum Hadriani.  Voorburg was de tweede Romeinse stad in Nederland na het veel grotere Nijmegen.  In 151 kreeg Forum Hadriani stadsrechten en de naam Municipium Aelium Cananefatium. In de derde eeuw begon het verval en in het begin van de vierde eeuw bracht het einde van de bewoning.

De getoonde reconstructie van de stad was indrukwekkend. De Romeinse tijd leeft voort in de bodemvondsten. Archeologen hebben deel van de oude Fossa Corbulonis opgegraven in de wijk Rietgors nabij de Vliet. De gracht lag niet precies op dezelfde plek dan de huidige Vliet maar niet ver er vandaan. De begraafplaats voor de urnengraven buiten de stad is nog niet gebonden. Wel werd al tweehonderd jaar geleden door Reuvens het graf van een meisje gevonden. De schedel van het meisje heeft een gezichtsreconstructie ondergaan zodat wij nu een beeld hebben van ‘Gera van Voorburg’.

Archeobotaniste Laura Kooistra: “Onze voorouders waren niet aan het bier”

Wat aten en dronken onze voorouders? Wij leerden vroeger op school dat de Germanen bier dronken en dobbelden, zelfs om hun vrouwen. Biologe en archeobotaniste dr. Laura Kooistra sprak tijdens een lezing voor het Genootschap Oud Westland niet over het dobbelen maar relativeerde het bierdrinken. ,,Dat bierdrinken vroeger in plaats van water kan helemaal niet want bier bevat alcohol en daardoor droogt het lichaam uit’’, zei Kooistra.

De titel van de lezing luidde: ‘Van oerrund tot kardoen. Verhalen achter maaltijden uit ons verleden’.  ,,Ik kan eindeloos vertellen over voedsel’’, zei Kooistra. Samen met andere experts schreef zij een boek over voeding vanaf de vroegste tijden tot het begin van het stedelijk leven in de dertiende eeuw. Bij het oerrund kunnen wij ons een voorstelling maken maar de groente kardoen is veel minder bekend.

Kooistra gaf uitleg aan de hand van een schilderij uit 1553 van Pieter van Aertsen in museum Booijmans van Beuningen in Rotterdam. De titel van het schilderij luidt: ‘Christus op bezoek bij Maria’. Het is geschilderd in een 16de -eeuwse setting. Op het schilderij is een schaal met kardoen te zien, een zusje van de artisjok en normaal voedsel in de tijd. Het oerrund werd al in het late mesolithicum rond 5000 v. chr. in de tijd van de verzamelaars en jagers gegeten.

Botten

In het dal van de Tjonger in Friesland zijn opgravingen gedaan en resten uit de vroegste tijden aangetroffen. De archeologen vonden tussen de botten van de oerrunderen vuurstenen. Op deze botten zijn minuscule krasjes van vuurstenen gevonden, die werden gebruikt om het vlees van de botten te schrappen.  Die praktijk duidt erop dat de dieren ter plekke zijn geslacht. Alles van het dier werd gebruikt zelfs de onderpoten, waarvan het vloeibare merg werd gedronken.

Het Nederlandse kustgebied waaronder het Westland was aanvankelijk een zandgebied met eiken en berken. Dat veranderde toen de zeespiegel begon te stijgen ten gevolge van het smelten van het landijs. Tijdens de warmere periode migreerden er nieuwe planten naar onze streken, waardoor het kustgebied veranderde in een voedselrijk moeras. De verzamelaars en jagers aten in die tijd volgens de seizoenkalender, die veel variatie vertoonde. Op het menu stonden onder andere koekjes van wortelstukken, vis en ook wild zwijn.

Stew

Dat veranderde rond 5000 voor Chr.  toen de landbouwers op vaste plekken gingen wonen. Aanvankelijk op open plekken in het bos en later in een coulissen-landschap. Het vee kwam op stal te staan en voedsel werd opgeslagen in schuurtjes. Visserij en jacht werden van minder belang. Een voorbeeld van een nederzetting uit deze tijd is Schipluiden. Het voedsel bestond doorgaans uit stew, bereid in stoofpotten. De samenstelling van dit voedsel is onderzocht door aangekoekte resten chemisch te onderzoeken. Daaruit bleek dat deze maaltijden vaak vegetarisch waren.

Met de komst van de Romeinen in Zuid-Nederland veranderden ook de eetgewoonten. Er kwamen moestuinen, waarin groenten werden verbouwd. Brood en wijn maakten hun intocht en het vlees werd op verschillende wijzen bereid bijvoorbeeld door het te roosteren. De elite had eigen eetkamers, waarin het personeel geen toegang had. Het was een nieuwe ontwikkeling. Voorheen werd altijd gezamenlijk gegeten.

Stadsboerderijen

In de middeleeuwen ontstond stedelijk leven. Aanvankelijk werden aan bederf onderhevige producten nog binnen de muren op stadsboerderijen verbouwd. Later verplaatste deze landbouw zich naar de directe omgeving van de stad. Uit andere delen van Nederland en in het buitenland werden houdbare producten aangevoerd. Specerijen, koffie en thee werden op grotere afstanden aangevoerd. Het luxe-vlees werd in een vleeshal verhandeld en de goedkopere delen van het dier daarbuiten op straat.

Project informatiebordjes gestart

Vanuit de Werkgroep Erfgoedbescherming Westland, waar wij als Genootschap Oud-Westland  onderdeel van zijn, is dinsdag 15 februari een start gegeven aan het project ‘Monumentenbordjes’. Dit project bestaat uit twee delen. Het eerste behelst het aanbrengen van monumentenbordjes op 100 aansprekende monumenten in het Westland.

Vrijwilligers van onze vereniging gaan komende weken langs bij de monument-eigenaren om te vragen of zij mee willen doen aan dit project. Het wordt hen makkelijk gemaakt; wij zorgen voor een concepttekst, laten een weerbestendig monumentbordje drukken én zorgen voor de plaatsing/bevestiging. Voor de eigenaar zijn er bovendien geen kosten; die nemen wij als vereniging voor onze rekening (dankzij financiële ondersteuning van het Prins Bernhard Fonds en de gemeente Westland).

Het tweede deel bestaat uit het plaatsen van een groter centrumbord in álle Westlandse dorpen, waarop de geschiedenis van dat dorp wordt beschreven. Op die borden komt tevens een QR-code. Als mensen die scannen verschijnt een route met een historische rondwandeling in dat dorp.

Wij hopen dat Westlanders en ook toeristen zo beter bekend raken met ons mooie erfgoed.

Westlanders gaan westwaarts na de Tweede Wereldoorlog

Het onbekende verhaal over de emigratie van meer dan 400 Westlanders (190 Westlandse gezinnen en huishoudens) naar Canada en de VS na de Tweede Wereldoorlog. Dit was onderdeel van een programma van de Christian Reformed Churches North-America CRC en de Gereformeerde Kerken Nederland GKN. Het programma liep van 1946 tot 1963 en werd ondersteund door de Canadese en de Nederlandse overheid. Dit jaar is het precies 60 jaar geleden dat de laatste Westlander via dit programma emigreerde.

Ton Sels heeft in bijgaand artikel dit verhaal op schrift gezet. Via deze link kun je het artikel lezen.