Lezing scheepmakers, schippers en schuiten

Westlander veel ouder dan gedacht

Lang dachten veel Westlanders dat de Westlandse schuit zijn oorsprong vond in de opkomst van de kassencultuur begin vorige eeuw. De Westlander is echter veel ouder. In een gloedvol en rijk geïllustreerd betoog voor 110 geïnteresseerde leden van het Genootschap Oud-Westland wist streekhistoricus Aad van Zeijl uit Wateringen deze opvatting te weerleggen. Hij hield op 10 oktober een lezing in de Kastanjehof in Kwintsheul.

Op basis van onder meer oude scheepsmodellen en bestekboeken van scheepswerven is Van Zeijl tot de conclusie gekomen dat de oervorm van de Westlandse schuit veel ouder is. De Westlander is begin 1700 ontworpen door Leendert Hoogendam, eigenaar van een scheepswerf te Maassluis.

De eerste is gemaakt in opdracht van Jacob Willemsen en was net breed genoeg om door de sluizen te kunnen. De lading bleef droog door de luiken. Dit schip, gerelateerd aan de trekschuit, was uitstekend geschikt om vrachten fruit en groenten vanuit het Westland via binnenlandse vaarten naar Delft, Leiden, ‘s-Gravenhage en Rotterdam te vervoeren.

Luxe schuit

In feite is er sprake van twee typen schuiten. Aan de ene kant heb je de Westlander. Deze wordt gezien als een luxe schuit met een laadvermogen vanaf 13 ton. Aan de andere kant heb je de Westlandse praam. Deze wordt beschouwd als een werkschuit met een laadvermogen tot maximaal 13 ton.

Door de Industriële Revolutie van eind 19e eeuw verdrievoudigde de bevolking in de steden in Holland en nam de vraag naar voedsel enorm toe. Er waren meer transportmiddelen nodig en er was sprake van grote toename van het aantal scheepswerven. De Industriële Revolutie zorgde er ook voor dat binnen 40 jaar het hout van de  Westlandse schuit vervangen werd door staal. De vaartuigen werden voorzien van motoren.

In de loop van de 20e eeuw werd steeds duidelijker dat transport via de weg steeds meer de boventoon kreeg. De vrachtwagen was sneller en had meer laadvermogen. Eind jaren 50 kwam er een einde aan transsport via water en verdween de Westlandse schuit uit het beeld. Bijna alle schuiten zijn gesloopt. Gelukkig wordt steeds meer het belang van deze boottype ingezien. Op dit moment staan twee Westlandse pramen op de lijst van varend erfgoed.

Bedrijfsbezoek Royal Brinkman

Royal Brinkman. Al 138 jaar let us improve together

Royal Brinkman mag sinds 1985 het predicaat Koninklijk dragen. Om voor deze kwalificatie in aanmerking te komen, moet een bedrijf honderd jaar bestaan en aan zeer hoge kwaliteitseisen voldoen. Een simpel rekensommetje leert dus dat Brinkman in 1885 is opgericht en dit jaar 138 jaar bestaat. Voor het Genootschap Oud Westland reden om bezoek te brengen aan dit oer Westlandse familiebedrijf.

Inmiddels staat in de persoon van technisch directeur Bas Brinkman de vijfde generatie aan het roer.  Bas begon op zijn 16de te werken op verschillende afdelingen in het familiebedrijf. ,,Ik heb debiteuren, crediteuren, verkoop en allerlei klusjes binnen het bedrijf gedaan’’, zei Bas Brinkman. ,,Daardoor heb ik het bedrijf van binnen en buiten leren kennen. Daarnaast heb ik een studie bedrijfskunde aan de Erasmusuniversiteit gedaan’’.

Bas Brinkman ging uitvoerig in op de geschiedenis van het bedrijf. ,,In de tijd van opa zat het bedrijf op zijn top met 600 werknemers’’, hield Brinkman de leden van het Genootschap voor.  ,,Dat was de tijd dat het glasareaal van de tuinbouw groeide tot 10.000 hectare. Brinkman legde zich toe op water, elektra en klimaattechniek. De klimaat-computers zijn later naar Priva in De Lier gegaan.’’

Vier vestigingen

Brinkman werd in 1885 opgericht door Cor Brinkman en bevond zich in het centrum van ’s-Gravenzande. Daar bleef het bedrijf bijna negentig jaar gevestigd. Pas in 1972 had er een verhuizing plaats naar het veilingterrein aan de Wouterseweg in ’s-Gravenzande. In totaal heeft Royal Brinkman in Nederland vier vestigingen. Naast ‘s-Gravenzande zijn dat Bleiswijk, Gameren en Maasbree. Het bedrijf haalt momenteel 55% van zijn omzet uit Nederland, België en Duitsland. 45 procent komt uit de rest van de wereld.

Royal Brinkman heeft thans wereldwijd 520 medewerkers, die twintig verschillende nationaliteiten hebben. Het opleidingsbudget bedraagt jaarlijks 2 miljoen euro. Er vindt binnen de verkoop een ontwikkeling plaats richting webwinkel maar de service van persoonlijk advies door specialisten in een fysieke winkel blijft behouden. Een fysieke winkel biedt de kans snel te reageren. Als een teler ’s-morgens een ziekte of plaag constateert, wil hij per ommegaande reageren. Hij kan dan meteen een middel in de winkel ophalen en aan de slag gaan. Royal Brinkman levert niet meer aan particulieren, alleen aan professionals.

Tomatenstoter

In de winkel is door middel van panelen met tekst de geschiedenis van het bedrijf sinds 1885 weergegeven. Er is te zien hoe onder Henk Brinkman, de zoon van oprichter Cor, het bedrijf meegroeit met de ontwikkeling van de glastuinbouw. In 1928 wint Brinkman een prijs met de tomatenstoter, die grote van kleine tomaten selecteert. In de oorlog werd het pand van Brinkman in ’s-Gravenzande in beslag genomen door de Duitsers, waardoor werd uitgeweken naar de Hoofdstraat in De Lier.

Na de verhuizing in 1972 naar het voormalige veilingterrein aan de Wouterseweg werd volop ingespeeld op nieuwe ontwikkelingen zoals het telen op steenwol. Deze wijze van telen betekende acht keer per dag water druppelen waarvoor teeltcomputers werden ontwikkeld. Alle tomatentelers wilden tegelijk zo’n apparaat aanschaffen en het liep storm bij Brinkman.

Bij de het honderdjarig jubileum in 1985 werd door hare majesteit Koningin Beatrix het predicaat Koninklijk verleend aan Brinkman. Deze aanduiding, waarvoor een bedrijf aan hoge kwaliteitseisen moet voldoen, opent vooral in het buitenland vele deuren. ‘Let us improve together’ is het motto van Royal Brinkman. Het doel was in 1885 om meer productie uit het gewas te halen en dat is het in 2023 nog steeds. Het enige verschil is dat de schaal van de tuinbouw groter is geworden.

Het bezoek aan Royal Brinkman eindigde met een rondleiding door de distributiehal, die aan alle wettelijke eisen op het vlak van veiligheid voldoet. Er zijn 12.000 artikelen in voorraad , die volledig geautomatiseerd uit bakjes worden gehaald en ter plekke worden verpakt en gestickerd door een logistiek medewerker. In de regio wordt uiterlijk de volgende dag bezorgd. In de meer afgelegen delen van Nederland komt twee keer per week de bezorger langs.

Presentatie Jaarboek 2023

Wethouder Van Staalduinen: ,,Historisch Jaarboek ieder jaar een feestje om te lezen’’

Wethouder Carlieke van Staalduinen heeft op zaterdag 2 september op een drukbezochte bijeenkomst in de Dorpskerk van ’s-Gravenzande het eerste exemplaar van het historisch Jaarboek 2023 van het Genootschap Oud Westland in ontvangst genomen.

De in juni aangetreden wethouder presenteerde zich kort. Geboren in Monster en al veertig jaar woonachtig in ’s-Gravenzande noemde de wethouder het jaarboek ‘ieder jaar een feestje om te lezen.’ Zij prees het Genootschap Oud Westland. ,,Geweldig het werk dat u doet en de inspanning, die u zich getroost’’.

Tijdens de bijeenkomst sprak Peter Smit, voormalig archivaris van de gemeente Westland en een van de auteurs over het bedrijf Waling van Geest. Voor de oudere Westlanders staat Waling van Geest voor de bananenboot, die tot in de jaren zeventig van de Cariben naar het Westland voer.

Drie zonen

Zoals zoveel grote Westlandse bedrijven was de start bescheiden. De Monsterse kweker was in de jaren twintig van plan een tuin voor zijn drie zonen te kopen maar deze hadden andere gedachten. De zonen maakten de inschatting dat zij met de teelt en het zelf verhandelen van bloembollen meer konden verdienen. Hun kantoor met woonhuis en een aantal pakhuizen bevond zich aan de Monsterseweg 117, nabij de huidige Toyota garage.

 Na de oorlog stortten de drie broers zich op de invoer van bananen uit het Caribisch gebied naar Europa. Al snel voeren er twee grote bananenboten, later uitgebreid met een aanzienlijke vloot van koelschepen, die in acht dagen, de tocht van de Cariben naar Europa maakten.

Ook in Nederlanden waren de drie volop actief. Daarbij was de bedrijfsfilosofie om alles zoveel mogelijk in eigen hand te houden. Aan de Einsteinstraat in ’s-Gravenzande werd een garage gebouwd voor stalling en onderhoud van de vrachtwagens, die kistjes met Westlandse groente en fruit naar de haven van Maassluis transporteerden.

Koeien

Vanuit Maassluis gingen de tuinbouw-producten met de boot naar Engeland. Aanvankelijk naar Ipswich maar later naar Boston omdat deze haven geschikter was om de containers aan land te brengen. Op de terugweg werden koeien meegenomen. Meestal kwam het vlees na slacht in Nederland bij de Amerikaanse troepen in Duitsland terecht. In de beste jaren werden er 150.000 koeien per jaar naar Nederland vervoerd.

 Doordat het vervoer via Maassluis tegen zijn grenzen aanliep, besloot Waling van Geest te verkassen naar Rotterdam. Tot verdriet van veel werknemers werden de kranen gedemonteerd en verplaatst naar Rotterdam. In 1986 kwam de derde generatie Van Geest aan het roer. Hier stopte de lezing van Peter Smit: ,,Wat er daarna is gebeurd, kunt u lezen in het jaarboek’’. 

Goudse glazen en de opstand tegen Spanje

Gouda is behalve om de Goudse kaas bekend om de glazen van de Sint Janskerk op de Markt. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat de glazen ramen van de langste kerk van Nederland centraal stonden in de rondleiding door het Goudse Gidsen Gilde.

De excursie startte met koffie en gebak op het terras van de uitspanning Gouds Glas op de Markt in Gouda. Gids Evalien ging uitvoerig in op de geschiedenis van de stad Gouda waarop de kerkhervorming van de 16de eeuw een sterk stempel heeft gedrukt. Voor die tijd telde de Goudse binnenstad een elftal kloosters, dat door de protestantse overheid in beslag werden genomen.  ,,Dat leverde voor de stad gratis, dure bouwgrond op voor uitbreiding’’, zei de gids.

Synagoge

In de Blauwstraat ging de tocht langs de voormalige synagoge, die na de oorlog werd verkocht aan de vrije evangelie gemeente.  Het aantal leden van de synagoge nam in de jaren dertig met meer dan het dubbele toe door de komst van Joodse vluchtelingen uit Duitsland, die dachten dat zij in Nederland veilig waren. Vierhonderd Goudse Joden overleefden de oorlog niet.

Door de smalle Looierssteeg van zeventig centimeter breed ging het richting Markt, waar gids Evalien uitleg gaf over het carillon. Tijdens het spelen van het carillon gaat op het stadhuis een deurtje open en verschijnt graaf Floris V, die Gouda in 1272 stadsrechten gaf. ,,Daardoor werd de stad bevoegd om recht te spreken en bestond er zekerheid over het recht van eigendom’’, zei de gids.

Brand

De Sint-Janskerk is in de 1350 gebouwd als katholieke kerk en werd in 1572 door de Calvinisten overgenomen en geschikt gemaakt voor hun eredienst. De reformatie had in Gouda echter een mild karakter. Daardoor zijn er 7 van de 42 altaarstukken van de gilden bewaard gebleven. Zij bevinden zich thans in het museum. Ook lieten de Calvinisten de glas in lood ramen met Bijbelse taferelen zitten. Die ramen waren trouwens in 1552 verwoest tijdens een grote brand, die de hele stad grotendeels in as legde. Een aantal ramen is destijds overigens hersteld aan de hand van originele ontwerptekening van de glazenier.  

De ramen geven een mooi beeld van de Nederlandse geschiedenis in de 16 de eeuw. Een raam uit de katholieke tijd toont een Maria, die wordt geraakt door een gouden straal uit de hemel met een duif. Het raam duidt erop dat Maria een zoon zal baren van de Heilige Geest. Dit raam werd bij de grote brand van 1552 verwoest maar is hersteld. Het raam bevat de wapens van het stadsbestuur, dat de restauratie bekostigde. Een raam uit 1556 is betaal door Philips II. Afgebeeld zijn het beeld van de vorst en zijn vrouw Mary Stuart. Op een ander raam staat de landvoogdes Margaretha van Parma. Een raam in opdracht van Willem van Oranje is betaald door de gemeenteraad omdat Willem door alle oorlogsinspanningen de beurs niet meer kon trekken.

Wederdoper

Gouda was een tolerante stad omdat het stadsbestuur kettervervolgingen niet in het belang vond van de handel. Niettemin werd mede door de inspanningen van de pastoor en inquisiteur Jodocus Bourgeois in 1570 de wederdoper Faes Dircksz terecht gesteld. Hij werd begraven in ongewijde aarde. Een jaar stierf de pastoor en werd begraven in de Sint Janskerk. Toen een jaar later de Calvinisten aan de macht kwamen, werd het graf van de pastoor geopend om Faes Dircksz her te begraven. Het huis van de pastoor ging naar de weduwe van de ketter om in haar levensonderhoud te voorzien.

Westlandse kastelen en hun adellijke families

De stoelen moesten worden bijgesleept tijdens de lezing van streekhistoricus Harry Groenewegen uit Naaldwijk op 19 april in het zalencentrum Hemelsblauw te Honselersdijk. De zaal was tijdens de lezing over ‘Westlandse kastelen en hun adellijke families’ met 140 bezoekers tot de laatste plaats gevuld.

Groenewegen omschreef eerst de grenzen van het Middeleeuwse gebied Westland en definieerde het begrip ‘kasteel’. Een kasteel moet aan twee criteria voldoen. Het moet door een gracht omringd worden én het moet verdedigbaar zijn. Een stenenkamer, zoals Madestein en de Vlietwoning vallen daarom buiten deze omschrijving.

Op basis van deze definitie en de geografische begrenzing concludeerde Groenewegen dat in het Westland tussen 1000 en 1600 zeventig kastelen gestaan hebben. De kastelen zijn voornamelijk te vinden op de zandgronden en in de veengebieden op klei. Hun precieze locatie is doorgaans te achterhalen door bestudering van diverse kaarten.

Prenten

Op acht Westlandse kastelen werd dieper ingegaan. Groenewegen gaf aan de hand van kaarten weer waar ze gelegen hebben en met behulp van prenten hoe ze eruit gezien hebben. Zo blijkt dat Honselersdijk een motte kasteel was en dat het kasteel op de Hoge Woerd een oprijlaan met duiventoren kende. Een mottekasteel is een hoogmiddeleeuws, veelal torenvormige versterking op een motte, een afgeplatte aangelegde aarden heuvel.

Het kasteel Polanen in Monster aan de Madeweg kende een roerige geschiedenis. Tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten werd het twee keer beschadigd en zelfs verwoest. Keenenburg te Schipluiden, gebouwd door Philips de Blote, had een hoofdburcht, voorburcht en een keukentuin op de voorburcht. Honselersdijk bestond ook uit een hoofdburcht met een keukentuin en voorburcht.

Vechten en feesten

Groenewegen sprak uitvoerig over de levenswijze van de adellijke families. Naast het bestieren van het land en vechten hielden ze zich ook bezig met het houden van feesten, vissen in de gracht, ’s winters schaatsen op de gracht. Daarnaast lieten rijke families, zoals leden van de familie van Naaldwijk, zich portretteren. Kopieën van deze portretten zijn te zien in het koor van de Oude kerk in Naaldwijk. Ze gaven ook geld aan kerk en kloosters.

Deze families brachten niet al hun tijd door op het kasteel. Regelmatig waren ze te vinden in de stad o.a. in Delft, Den Haag en Leiden. De Heren van Naaldwijk hadden een stadskasteel aan de Kneuterdijk te Den Haag. Het vermoeden bestaat dat zij ook een woning bezaten aan het huidige Wilhelminaplein te Naaldwijk.

De lezing heeft de toehoorders extra nieuwsgierig gemaakt naar het boek over Westlandse kastelen dat eind 2024 zal uitkomen.