Orangerieën in Historisch Jaarboek Westland 2025

Orangerieën in Historisch Jaarboek Westland 2025

Het Historisch Jaarboek 2025 van het Genootschap Oud-Westland is zaterdag 6 september in ontvangst genomen door John Witkamp en Martien van der Valk van rioolwaterverwerking  Van der Valk+De Groot uit Poeldijk. Het Historisch Jaarboek bevat een uitgebreid artikel over de geschiedenis van dit sinds 1962 bestaand familiebedrijf, dat zich sindsdien heeft ontwikkeld tot marktleider in deze branche.

Het Genootschap Oud-Westland bracht dit jaar een bezoek aan Van der Valk+De Groot. Het is traditie dat het bezochte bedrijf dan een artikel schrijft voor het jaarboek. Een andere auteur in het Jaarboek is Anneke Duyvesteijn. Zij hield in de Noviteit in Monster voor een gehoor van 140 leden en belangstellenden een lezing over orangerieën in het Westland. ,,Er zijn honderden variëteiten, die in een orangerie overwinteren’’, zei Duyvesteijn. ,,Ik zal drie vruchten bespreken: de bittere sinaasappel of pomerans, de zoete sinaasappel en de citrus.’’

Marmelade

De lezing werd geïllustreerd met voorbeelden van de vrucht. ,,De bittere sinaasappel is basis ingrediënt voor de Engelse marmelade’’, vertelde  Duyvestein. ,,Het oudste recept stamt uit 1677. Tijdens een bezoek aan het Alhambra in Granada zag ik de bittere sinaasappelen aan de bomen hangen.’’ De zoete sinaasappelen zijn in de 16de eeuw door Portugese missionarissen uit China naar Europa gebracht. De Citrus Medica was al eerder bekend. Joden namen haar voor de jaartelling mee naar Sicilië. Vandaar is de Citrus eind 13de eeuw door monniken naar het Gardameer gebracht.

Aanvankelijk stond het fruit buiten op beschutte plaatsen maar liepen de wortels risico op aantasting door de regen. Later werden zij beter beschermd door verrijdbare en demontabele constructies maar de kosten waren hoog. De oplossing werd gevonden door de planten in potten en kruiken te plaatsen, zodat zij in de winter naar binnen konden worden gebracht. In Italië ontstonden de eerste botanische tuinen met een orangerie als bijgebouw. De universiteit van Leiden kreeg in 1600 een hortus met een ambulacrum, een gang die in de winter overdekt kon worden.

Ananas

Een bekende Nederlandse botanicus uit die tijd was Agneta Block (1629-1704). Zij bood in 1687 als de eerste in Nederland een ananas aan in het parlement. ,,Het was een statussymbool om een ananas te laten zien’’, wist Duiyvesteijn. Het waren de hoogtijdagen van de orangerie. De rijke Leidse lakenhandelaar en tuinliefhebber Pieter de la Court van der Voort bouwde op zijn buitenplaats Berbice in Voorschoten een orangerie, die nog steeds bestaat. Jan der Groen, hovenier van stadhouder-koning op slot Honselersdijk schreef in 1669 het boek “de Nederlandtsen hovenier.” In de 19de eeuw verloor de orangerie aan populariteit door het inzicht dat er meer licht nodig was voor een goede teelt.

Excursie naar kasteel Doorwerth op 31 mei 2025

Klokslag half negen vertrokken negenenveertig liefhebbers van natuur en historie met de bus naar kasteel Doorwerth in Gelderland. De reis verliep rustig. Na anderhalf uur rijden hadden we de plaats van bestemming al bereikt. Op de binnenplaats van het kasteel werden we meteen verrast door de aanwezigheid van een zeer oude acacia. Deze boom was in 1678 gepland ter ere van de vredesonderhandelingen te Nijmegen en had de tand des tijds redelijk doorstaan.

Na koffie/thee met gebak genuttigd te hebben werd de groep verdeeld over drie gidsen. Door hen werden we ingewijd in de geschiedenis en de gebruiken van het kasteel. Zo kregen we te horen dat de voormalige bewoners de gewoonte hadden hun gasten in de bedkamer te ontvangen. Het bed immers werd in die tijd gezien als een pronkstuk. Gelukkig was het kasteel al van oudsher voorzien van een wc. Het vervelende was wel dat deze in verbinding stond met de buitenlucht. Hierdoor voelde het zitvlak met name in de water erg koud aan. Een lid van het personeel was daarom aangewezen om de bril van tevoren te verwarmen door er een tijdje op te zitten. Hij kreeg spoedig de naam ‘de voorzitter’.

Een rijk gevulde lunch in het Koetshuis gaf ons weer voldoende energie voor het middaggedeelte. Iedereen kon zelf bepalen welke invulling hij hieraan wilde geven. Sommigen besloten de boomgaard en de moestuin die rond het kasteel aangelegd waren, te bezoeken. Anderen daarentegen kozen voor een wandelroute van vijf kilometer door het heuvel -en waterlandschap.

Rond halfvier waren de meeste deelnemers terug te vinden op het terras van het Kasteelcafé. Nog heerlijk genietend van de zon en een drankje werd door ieder met voldoening teruggekeken op deze dag. Her en der klonken al geluiden over volgend jaar.

Kortom, ook dit jaar heeft de samenwerking tussen Groei & Bloei Westland en het Genootschap Oud- Westland geresulteerd in een geslaagd evenement.

Excursie naar het Agnetapark te Delft op 17 mei 2025

Een jaar geleden had Jan van der Mast ons in de vorm van een lezing kennis laten maken met het bewogen leven van Jacques en Agneta van Marken. En nu op deze zonnige zaterdagochtend ging hij op locatie nog dieper in op het wel en wee van dit bijzondere echtpaar.

Rond 10.00 uur hadden 45 deelnemers zich verzameld in het Stads-Koffyhuis te Delft, waar ze getrakteerd werden op een kop thee/koffie met kruitkoek. Aldaar begon Jan van der Mast ook zijn rondleiding. Hij vertelde onder meer dat dit echtpaar Delft wakker geschud heeft door het stichten van twee ondernemingen én door het invoeren van talloze sociale hervormingen.

Na deze introductie leidde hij ons naar de stadstuin die toebehoort aan de eigenaar van het huis gelegen aan de Phoenixstraat 52. In deze woning en dat van nummer 54 hadden de van Markens een tijd lang gewoond. Deze tuin vond Jan van der Mast de juiste locatie om drie gedichten voor te dragen waarmee Jacques Agneta wist te overtuigen om met hem te trouwen. Naast deze tuin valt nog steeds te bewonderen de parfumfabriek Maison Neuve die in 1873 gebouwd werd. Deze onderneming stond op naam van Jacques, maar werd geheel bestierd door Agneta. Haar parfum bleek redelijk succesvol te zijn.

Na deze bezichtiging werden we geleid naar  en door het Agnetapark. Op diverse plekken werden we ingewijd in de historie van dit park en zijn bewoners waaronder Jacques en Agneta zelf. In feite was dit park, vallend onder het Hof van Delft, een dorp op zich zelf. Het was nagenoeg zelfvoorzienend en de inwoners werden verzorgd van de wieg tot het graf. De huisvesting was voor die tijd ook bijzonder. Elk huis had een halletje voor de schoenen en de jassen en de ouders hadden een eigen slaapkamer. Daarnaast stond hygiëne hoog in het vaandel. De inwoners kregen een eigen naam Ze werden parkianen genoemd. Wanneer een meisje van buitenaf ging trouwen met iemand van het park zelf dan werd een inwijdingsritueel uitgevoerd. Ze werd ter verwelkoming in de vijver gegooid. Het huis waar Jacques en Agneta gewoond hebben, is niet meer te bezichtigen. Nu is daar slechts een buste van Jacques en Agneta te zien. Frappant is wel dat het beeld van Agneta pas vele jaren later na Jacques geplaatst werd.

Terugkijkend was het een mooie en leerzame excursie vooral door de wijze waarop Jan van der Mast het verhaal wist over te brengen en uit te beelden.

 

Pro en contra NSB in één familie

NSB en verzet kan een familie verscheuren. Dat bewijst de geschiedenis van het gezin van de Haagse limonadefabrikant Johan Blom. Vader en moeder en zeven kinderen kozen in de jaren dertig voor de NSB. Oudste zoon Jan Blom werd lid van de verzetsgroep van artillerieofficieren De Duif.

Kleinzoon Onno Blom hield op 13 november een lezing over zijn boek Oorlogsduif, een waarheidsgetrouwe reconstructie van het leven van zijn grootvader voor, tijdens en na de oorlog. Zijn vader, de bekende historicus en oud-directeur van het NIOD, Hans Blom woonde de lezing eveneens bij. ,,Wij zijn een hechte familie’’, zei Onno Blom. ,,Iedere donderdag komen wij bij onze ouders in Leiden bij elkaar om samen te eten en persoonlijke zaken te bespreken. Ik ben opgegroeid in een huis vol boeken en er was geen fijnere plek in huis dan de studeerkamer van mijn vader.’’

Kistje grootvader

In die studeerkamer deed de jonge Onno een bijzondere ontdekking. Hij vond een kistje met spullen en documenten, die betrekking hadden op zijn grootvader Jan Blom, een Leidse natuurkundige. Onno heeft zijn grootvader nauwelijks gekend. Hij overleed toen zijn kleinzoon vijf jaar oud was. In het kistje vond Onno een persoonsbewijs met de handtekening van Prins Bernard, waaruit blijkt dat Jan Blom lid was van diens staf. In het kistje lag echter ook een ander persoonsbewijs met de foto van opa Jan maar met de naam P. de Bruin, boekhouder van een zuivelfabriek, Sneek 8 november 1943.

,,Dit kistje integreerde mij enorm’’, zei Onno Blom. ,,Het was een vervalst persoonsbewijs gemaakt door het verzet. De rest van de familie bestond echter uit vurige aanhangers van de NSB. Mijn overgrootvader was penningmeester van de groep Regentessekwartier in Den Haag  en mijn oudtantes zaten bij de jeugdstorm. Het was een enorm gezellig en leuk gezin. Toch is het contact in de oorlog verbroken. Mijn grootvader heeft zijn vader een brief geschreven dat zijn familie zich met de vijand had verbonden’’.

Zeepfabriek De Duif

Onno Blom, die promoveerde op de biografie van Jan Wolkers, besloot het verhaal van zijn grootvader op te schrijven. ,,Ik zag het portret als goed middel om dichter bij het leven van iemand te komen. Ik weet veel van beroemde mensen maar niet van mijn eigen familie. Ik wilde het boek zelf schrijven. Als ik het aan mijn vader zou overlaten, zou het boek twaalf delen tellen en in omvang de boeken van Lou de Jong overtreffen.’’

In meidagen van 1940 lag Jan Blom gelegerd in zeepfabriek De Duif in het Utrechtse Den Dolder. De kanonnen waren opgesteld maar de aanval op de Grebbeberg was 15 kilometer naar het zuiden. Uiteindelijk werd er door de artilleristen van De Duif geen schot gelost. Na de Nederlandse capitulatie bleef het in de eerste oorlogsjaren relatief rustig. Pas in 1943 kwam de oproep voor Nederlandse officieren om in krijgsgevangenschap te gaan. De leider van de groep Philip Pander uit Den Haag riep toen alle gemobiliseerde artilleristen op zich aan te sluiten bij het verzet in Friesland, waar grootvader Jan de bevrijding meemaakte.

Westerbork

Voor de foute kant van de familie was de bevrijding een hard gelag. Overgrootvader Johan en zijn vrouw werden in kamp Westerbork opgesloten. Door de onhygiënische omstandigheden in het kamp kwam de overgrootvader te overlijden. Zijn zoon kon toen zijn moeder in het kamp ophalen en nam haar in zijn huis in Leiden op. Na de oorlog brak er een moeilijke tijd aan voor de ‘foute’ kant van de familie. Na het uitzitten van hun straffen, was solliciteren vaak moeilijk. ,,Mijn grootvader adviseerde het NSB-verleden een keer te zeggen en er daarna over te zwijgen.’’

Zelf had Onno Blom bij het schrijven van het boek het gevoel van dansen op een vulkaan. ,,De grond barst niet maar is heet onder je voeten’’, zei Blom. ,,Mijn oudtantes gaven toestemming voor inzage in hun strafdossiers. Ik sprak vrijuit met hen maar vermeed sommige onderwerpen. De familie handelde in eigen ogen uit vaderlandsliefde. Een van mijn oudtantes was altijd vrolijk maar daar ging iets onder schuil. Deze tante was blij dat zij dood zou zijn als het boek verscheen. Zij is anderhalf jaar voor het verschijnen van het boek overleden.’’

Willem van Oranje middelpunt op 90 jarig jubileum GOW

De naam Genootschap heeft iets mystieks. Het doet denken aan heren, die in dikke sigarenrook over het geheimzinnige zaken spreken. Dat beeld klopt volgens voorzitter Jan Maat van het Genootschap Oud Westland van geen kanten. De viering van het 90 jarig bestaan van het Genootschap op 25 januari toonde aan dat het Genootschap midden in de Westlandse samenleving staat.

Bijna 250 leden en andere belangstellenden waren naar de feestelijk versierde Oude Kerk aan het Wilhelminaplein in Naaldwijk gekomen om het jubileum te vieren. In een voordacht blikte bestuurslid Harry Groenewegen terug op de 90-jarige geschiedenis van het GOW. Daarna hield de bekende literatuurhistoricus René van Stipriaan een lezing over Willem van Oranje en zijn lijntjes naar het Westland.

Notabelen

Het beeld van het Genootschap als een club van notabelen geldt nog wel voor de oprichtingstijd.  ,,De eerste voorzitter was burgemeester Th. Elsen van Naaldwijk’’, vertelde Harry Groenewegen. ,,De directeur van het postkantoor A van de Marel was secretaris en Ph. Klapwijk van de Boerenleenbank penningmeester’’. In de begintijd was er sterke band tussen het Genootschap en het Westlands museum. De bekende archeoloog professor Holwerda deed in die tijd opgravingen aan de Hoogwerf en vond een bronzen hand van een beeld uit de Romeinse tijd.

Na 1975 tot zijn dood in 1986 was Chiel van Adrichem een beeldbepalende persoon in het Genootschap. In die tijd werd het befaamde kaartboek van het Westland uitgegeven. Vijftien jaar geleden werd het 75 jarig bestaan gevierd in -s-Gravenzande en sprak burgemeester Sjaak van der Tak van Westland de jubilerende vereniging toe. Onder voorzitter Wil van den Bosch (2004-2019) maakte de vereniging een sterke groei door en werd het recordaantal van 600 leden net niet gehaald. De vereniging is echter springlevend en trekt met lezingen, excursies en bedrijfsbezoeken nog steeds nieuwe leden. Op de jubileumbijeenkomst meldden zich twintig aanwezigen aan als donateur van het Genootschap.

Openheid

Wethouder Carlieke van Staalduinen van cultuur benadrukte het belang van het GOW voor de Westlandse samenleving: ,,Jullie hebben de openheid om informatie te delen waar historici deze vaak voor zich houden’’, zei de wethouder. ,,Mensen blijven nieuwsgierig naar de geschiedenis van hun familie of van onderwerpen zoals de Tweede Wereldoorlog. Jullie inzet is daarbij onmisbaar en dat verdient waardering.’’

René van Stipriaan begon zijn voordracht met het belang van een Westlandse vrouw. ,,Zonder deze vrouw zouden Willem van Oranje en het moderne Nederland niet hebben bestaan’’, zei Van Stipriaan bij een portret van Johanna van Polanen van het kasteel nabij Monster. ,,Zij trouwde in 1403 in Breda met Engelbrecht van Nassau. In haar directe nageslacht komen de Nederlandse en Duitse Nassau’s bij elkaar. Koning Willem Alexander heet nog steeds Heer van Polanen.’’

Via zijn neef René van Chalons erfde Willem van Oranje niet alleen het prinsdom Oranje in Zuid-Frankrijk maar ook aanzienlijke gebieden in de Nederlanden. Het belang van Willem was zo groot dat keizer Karel V zich met de erfenis ging bemoeien. Als overtuigd tegenstander van het opkomend Lutheranisme eiste Karel V dat Willem Rooms-Katholiek werd opgevoed. Willem was een knappe verschijning, zeer intelligent en sociaal handig. Bij zijn vertrek naar Spanje benoemde Karel V Willem ondanks zijn jonge leeftijd van 22 jaar tot bevelhebber van het Nederlandse leger.  Bij zijn aftreden steunde Karel V op de schouder van Willem.

Filips II

De verhoudingen tussen Willem en Filips II de zoon van Karel V verslechterden echter snel. Beide mannen lagen elkaar niet. Dat kwam mede omdat Filips geen Frans of Duits sprak. Hij beheerste alleen het Spaans. Filips was bovendien een rechtlijnig persoon, die het protestantisme de kop in wilde drukken. Daar kwam bij dat hij hogere belastinginkomsten uit de Nederlanden wilde. Dat stuitte op breed verzet zodat Filips II zich gedwongen zag zijn eisen in te binden. Hij zag dat Willem van Oranje partij koos voor de belangen van de Nederlanden. Deze ontwikkelde op zijn beurt goede contacten met de jonge Nederlandse adel.

Het onderlinge wantrouwen groeide. De godsdienst speelde daarin aanvankelijk nauwelijks een rol. Dat veranderde in 1560 met de komst van het Calvinisme. Het geloof ging een steeds grotere rol spelen. Het merendeel van de adel bleef katholiek maar ondertekende wel een smeekschrift aan de koning om af te zien van geloofsvervolging. De verhoudingen kwamen op scherp toen in 1566 in enkele weken tijd de beeldenstorm door het land raasde. Landvoogdes Margaretha van Parma eiste hard optreden en Willem van Oranje zat in een spagaat.

Alva

Voor Filips was het duidelijk. Hij stuurde de hertog van Alva naar de Nederlanden om de orde te herstellen. Willem van Oranje week uit naar de Dillenburg. Kort daarna kreeg hij te horen dat al zijn bezittingen in de Nederlanden in beslag waren genomen. Oranje was alles kwijt en zat diep in de schulden. Hij leende geld voor het ronselen van een leger. Willem werd de onverzettelijke leider waar anderen opgaven. De militairen acties waren aanvankelijk een mislukking maar in 1572 namen de watergeuzen Den Briel in. De belegering van Leiden mislukte door het doorsteken van de dijken. Een belangrijk keerpunt in de oorlog tegen de Spaanse koning.

Willem van Oranje bracht bij dit alles een groot persoonlijk offer. In 1583 werd hij door Philips vogelvrij verklaard. De moordenaar kreeg een groot geldbedrag, een adellijke titel en een mogelijke heiligverklaring in het vooruitzicht gesteld. In 1584 werd Willem in de Prinsenhof in Delft doodgeschoten door Balthasar Gerards. Zijn rol in de opstand tegen Spanje is echter blijvend. Nederland veranderde in een welvarende natie waarin de kooplieden en calvinisten een belangrijke rol speelden.

Tekst: Frank de Klerk

Foto’s: Willem de Bruijn