Sociaal ondernemer bouwde Delftse Agnetapark voor personeel

Sociaal ondernemer bouwde Delftse Agnetapark voor personeel

Jacques van Marken is in Delft vooral bekend als oprichter van de Nederlandsche Gist en Spiritusfabriek. Hij liet voor zijn arbeiders een tuinwijk bouwen nabij zijn fabriek en noemde deze naar zijn vrouw Agneta. Auteur Jan van der Mast hield voor de leden van het Genootschap Oud Westland een goed bezochte lezing over het echtpaar Jacques en Agneta.
Jan der Mast weet van de hoed en de rand. Hij schreef vijf jaar geleden het boek “Jacques van Marken, een biografie over de eerste sociale ondernemer van Nederland”. Voor dit boek deed hij uitgebreid onderzoek in de archieven. Enkele jaren daarvoor schreef hij de historisch roman “Agneta’, die inmiddels zes herdrukken heeft beleefd en waar 10.000 exemplaren van zijn verkocht.
Van Marken kwam uit een deftige patriciërsfamilie. Zijn vader was predikant en het gezin groeide op aan de Keizersgracht in Amsterdam. Na het gymnasium ging Jacques van Marken een ingenieursopleiding volgen en studeerde in 1867 af aan de polytechnische hogeschool in Delft als eerste in de nieuwe richting technologie.

Liefdesgedichten

Na zijn afstuderen ging hij naar Wenen om zich te verdiepen in de gistproductie. In startte hij een gistfabriek aan de noordkant van Delft, tien jaar later gevolgd door een oliefabriek. Vlak na zijn studie was hij getrouwd met Agneta Matthes. Hij had Agneta al tijdens zijn studie leren kennen en bestookte haar met liefdesgedichten. ,,Zij zijn geschreven in de gezwollen zelfbewuste taal van een corpsstudent’’ zei Van der Mast, die er enkele voordroeg.
,,Het echtpaar Jacques en Agneta heeft Delft wakker gekust’’, zei Van der Mast. Beiden waren sociale ondernemers en troffen veel voorzieningen voor het personeel. Hun bedrijf had als eerste in Nederland een pensioenvoorziening waarvoor 10% op het loon werd ingehouden zodat de werknemers met 60 jaar konden stoppen met werken. ,,Ik wil geen oude paarden zonder hooi op stal zetten’’, liet Van Marken weten.

Dubbelleven

Van der Marken had een grote interesse in moderne technieken zoals de telefoon waarvan hij er tien stuks kocht. Hij was de derde persoon in Nederland met een auto en de eerste, die zelf een filmpje opnam. Privé leidde Van Marken een dubbelleven. Omdat hij veel van huis weg was, bleef voor zijn vrouw vijftien jaar lang verborgen dat hij in Rotterdam een minnares met meerdere kinderen onderhield. Het was na een miskraam van Agneta al snel duidelijk dat het huwelijk kinderloos zou blijven.
Van Marken kreeg drie kinderen bij zijn minnares Marie Eringaard. Toen Van Marken werd gekweld door zenuwpijnen, onderging hij een behandeling in Duitsland en was hij niet in staat haar de toelage te bezorgen. Marie schreef een brief met de vraag waar het geld bleef. Deze brief werd door Agneta geopend waardoor zij achter het geheim van haar man kwam. Zij zocht Marie op en maakte afspraken met haar. Als Marie in 1889 op 35 jarige leeftijd overlijdt, regelt zij dat de drie kinderen in hun huis Rust Roest in Delft komen wonen. Zij was als een moeder voor de kinderen Anna, Jaap en Ada, die zeer op haar gesteld waren.

Agnetapark

Zichtbare herinnering aan Jacques en Agneta is de tuinwijk Agnetapark, die in 1884 gereed kwam. Van Marken kocht een stuk grond aan de overkant van het spoor en liet de huizen bouwen in een park, ontworpen door de bekende architect Zocher in Engelse landschapsstijl. ,,De huizen in het park zijn van het type boerderij en in vier eenheden verdeeld’’, zei van der Mast. ,,Het was een klein dorpje waar 450 mensen woonden. De huur bedroeg fl. 1,20 per week.’’
Jacques en Agneta gingen zelf ook in het park wonen hetgeen tot enige onrust bij de werknemers leidde. Van Marken stelde hen echter gerust: ik kom hier wonen als vriend. Toch kreeg de fabrikant trekken van een monarch. Op 30 juli 1904 vierde hij zijn 59ste verjaardag als een koningsdag. 11.000 bezoekers brachten hem ’s morgens een aubade en de dag werd ’s avonds om 22.00 uur afgesloten met vuurwerk. Ruim een jaar later stierf Van Marken op zestig jarige leeftijd.

Vlaardingen in de Middeleeuwen

Vlaardingen is een van de oudste steden in de graafschap Holland. In 1273 kreeg de stad aan de Maas stadsrechten van graaf Floris V.  Vlaardinger Jeroen ter Brugge gaf op woensdag 13 december in de Hoeksteen in Monster een lezing over Vlaardingen in de Middeleeuwen. Ter Brugge is conservator maritieme collecties van het Rijksmuseum in Amsterdam.

Ter Brugge ondersteunde zijn lezing met beelden van een beamer. De eerste afbeelding was die van een raam in het raadhuis van Vlaardingen. Op het raam staat graaf Floris V met de oorkonde van de stadsrechten. ,,In de 19de eeuw werden de stadsrechten als een hoogtepunt gezien’’. In werkelijkheid was Vlaardingen in die tijd een kleine nederzetting. Pas in de 17de en 18de eeuw ging Vlaardingen een beetje meetellen met de grotere steden in Holland. De voordelen van het stadsrecht bleven beperkt. ,, Het stadsrecht gaf zelfbestuur een tolvrijstelling’’, zei Ter Brugge. Er was geen recht op ommuring of de aanleg van een versterkte stad.’’

Stadsterp

De huidige stad met zijn straatpatronen vindt zijn oorsprong in de Middeleeuwen. De kerk stond op een zes meter hoge stadsterp. Daarom heen lag ringvormige bebouwing. Op de militaire kaart van Jacob van Deventer uit de 16de eeuw valt op dat de toenmalige stad direct aan de Maas lag. De rivier was toen twee keer zo breed als nu. In 1576 brandde Vlaardingen tot de grond toe af. De kerk heeft toen lang in afgebrande toestand gestaan.  De kerk van Vlaardingen was gewijd aan Sint Willibrord. Waarschijnlijk was het een eenvoudig zaalkerkje van hout. In de jaren zestig zijn er sporen gevonden tijdens een opgraving in de kerk. Vanwege instortingsgevaar mocht er toen niet dieper dan 2,5 meter worden gegraven.

In de 11-e eeuw gaan de graven van West- Friesland hun macht uitbreiden en proberen zij de ontginningen rond Vlaardingen te controleren. Daarbij komen zij in conflict met de abdij van Echternach en hun vriend, de Duitse keizer. ,,De West-Friese graaf maakte het zo bont dat de Duitse keizer hem een lesje wilde leren’’, zei Ter Brugge. ,,De keizer wilde tol heffen maar de handelaren en de graaf wilden dat niet. In 1018 volgde een strafexpeditie, die faliekant misging voor de Duitse keizer. De ridders in volle uitrusting namen het op tegen een stelletje boeren en ontginners. De ridders raakten in wanorde en konden moeilijk weg komen uit het zompige moeras. Een overwinning voor de graaf volgde. Via een deal met de abdij van Echternach wist de graaf deze nieuw verworven macht te consolideren.

Begraafplaats

Behalve opgravingen in de kerk is er buiten het gebouw op vier meter diepte een begraafplaats gevonden. In de vochtige grond zijn de kisten bijzonder goed geconserveerd. Er is onder een uitgeholde boomstam een kist gevonden met deksel. DNA-onderzoek van de gevonden lichamen gaf sterke aanwijzingen dat er in Vlaardingen mensen uit Scandinavië, Engeland en West Europa zijn begraven. Een zoektocht in het centrum naar de burcht van graaf Dirk III heeft tot heden niets opgeleverd. Waarschijnlijk bewoonde de graaf een motte-kasteel op een verhoging, ,,Ik houd nog steeds vast aan de theorie dat de burcht niet bij de kerk maar bij het grafelijk hof lag’’, zei Ter Brugge. De kerk was een gewijde plaats waar men veel ontzag voor had. Daar bouwde men geen burcht. Waarschijnlijk hebben er 4 à 5 motte-kastelen in Vlaardingen gestaan waaronder in Holy. Dat laatste blijkt uit een opgraving bij de bouw van het ziekenhuis in Holy.’’

Vlaardingen kwam via de heren van Wateringen in handen van de familie Van Arenberg. De adellijke familie bleef tijdens de tachtig-jarige oorlog katholiek. In 1611, tijdens het twaalf jarig bestand kreeg Karel Van Arenberg gelegenheid om zijn eigendommen in Vlaardingen te verkopen aan de VOC-koopman. Pieter van Ruytenburch. De positie van de adel in Vlaardingen werd vervangen door de nieuwe rijkdom, verworven door de investering in de vroege VOC.

Lezing scheepmakers, schippers en schuiten

Westlander veel ouder dan gedacht

Lang dachten veel Westlanders dat de Westlandse schuit zijn oorsprong vond in de opkomst van de kassencultuur begin vorige eeuw. De Westlander is echter veel ouder. In een gloedvol en rijk geïllustreerd betoog voor 110 geïnteresseerde leden van het Genootschap Oud-Westland wist streekhistoricus Aad van Zeijl uit Wateringen deze opvatting te weerleggen. Hij hield op 10 oktober een lezing in de Kastanjehof in Kwintsheul.

Op basis van onder meer oude scheepsmodellen en bestekboeken van scheepswerven is Van Zeijl tot de conclusie gekomen dat de oervorm van de Westlandse schuit veel ouder is. De Westlander is begin 1700 ontworpen door Leendert Hoogendam, eigenaar van een scheepswerf te Maassluis.

De eerste is gemaakt in opdracht van Jacob Willemsen en was net breed genoeg om door de sluizen te kunnen. De lading bleef droog door de luiken. Dit schip, gerelateerd aan de trekschuit, was uitstekend geschikt om vrachten fruit en groenten vanuit het Westland via binnenlandse vaarten naar Delft, Leiden, ‘s-Gravenhage en Rotterdam te vervoeren.

Luxe schuit

In feite is er sprake van twee typen schuiten. Aan de ene kant heb je de Westlander. Deze wordt gezien als een luxe schuit met een laadvermogen vanaf 13 ton. Aan de andere kant heb je de Westlandse praam. Deze wordt beschouwd als een werkschuit met een laadvermogen tot maximaal 13 ton.

Door de Industriële Revolutie van eind 19e eeuw verdrievoudigde de bevolking in de steden in Holland en nam de vraag naar voedsel enorm toe. Er waren meer transportmiddelen nodig en er was sprake van grote toename van het aantal scheepswerven. De Industriële Revolutie zorgde er ook voor dat binnen 40 jaar het hout van de  Westlandse schuit vervangen werd door staal. De vaartuigen werden voorzien van motoren.

In de loop van de 20e eeuw werd steeds duidelijker dat transport via de weg steeds meer de boventoon kreeg. De vrachtwagen was sneller en had meer laadvermogen. Eind jaren 50 kwam er een einde aan transsport via water en verdween de Westlandse schuit uit het beeld. Bijna alle schuiten zijn gesloopt. Gelukkig wordt steeds meer het belang van deze boottype ingezien. Op dit moment staan twee Westlandse pramen op de lijst van varend erfgoed.

Bedrijfsbezoek Royal Brinkman

Royal Brinkman. Al 138 jaar let us improve together

Royal Brinkman mag sinds 1985 het predicaat Koninklijk dragen. Om voor deze kwalificatie in aanmerking te komen, moet een bedrijf honderd jaar bestaan en aan zeer hoge kwaliteitseisen voldoen. Een simpel rekensommetje leert dus dat Brinkman in 1885 is opgericht en dit jaar 138 jaar bestaat. Voor het Genootschap Oud Westland reden om bezoek te brengen aan dit oer Westlandse familiebedrijf.

Inmiddels staat in de persoon van technisch directeur Bas Brinkman de vijfde generatie aan het roer.  Bas begon op zijn 16de te werken op verschillende afdelingen in het familiebedrijf. ,,Ik heb debiteuren, crediteuren, verkoop en allerlei klusjes binnen het bedrijf gedaan’’, zei Bas Brinkman. ,,Daardoor heb ik het bedrijf van binnen en buiten leren kennen. Daarnaast heb ik een studie bedrijfskunde aan de Erasmusuniversiteit gedaan’’.

Bas Brinkman ging uitvoerig in op de geschiedenis van het bedrijf. ,,In de tijd van opa zat het bedrijf op zijn top met 600 werknemers’’, hield Brinkman de leden van het Genootschap voor.  ,,Dat was de tijd dat het glasareaal van de tuinbouw groeide tot 10.000 hectare. Brinkman legde zich toe op water, elektra en klimaattechniek. De klimaat-computers zijn later naar Priva in De Lier gegaan.’’

Vier vestigingen

Brinkman werd in 1885 opgericht door Cor Brinkman en bevond zich in het centrum van ’s-Gravenzande. Daar bleef het bedrijf bijna negentig jaar gevestigd. Pas in 1972 had er een verhuizing plaats naar het veilingterrein aan de Wouterseweg in ’s-Gravenzande. In totaal heeft Royal Brinkman in Nederland vier vestigingen. Naast ‘s-Gravenzande zijn dat Bleiswijk, Gameren en Maasbree. Het bedrijf haalt momenteel 55% van zijn omzet uit Nederland, België en Duitsland. 45 procent komt uit de rest van de wereld.

Royal Brinkman heeft thans wereldwijd 520 medewerkers, die twintig verschillende nationaliteiten hebben. Het opleidingsbudget bedraagt jaarlijks 2 miljoen euro. Er vindt binnen de verkoop een ontwikkeling plaats richting webwinkel maar de service van persoonlijk advies door specialisten in een fysieke winkel blijft behouden. Een fysieke winkel biedt de kans snel te reageren. Als een teler ’s-morgens een ziekte of plaag constateert, wil hij per ommegaande reageren. Hij kan dan meteen een middel in de winkel ophalen en aan de slag gaan. Royal Brinkman levert niet meer aan particulieren, alleen aan professionals.

Tomatenstoter

In de winkel is door middel van panelen met tekst de geschiedenis van het bedrijf sinds 1885 weergegeven. Er is te zien hoe onder Henk Brinkman, de zoon van oprichter Cor, het bedrijf meegroeit met de ontwikkeling van de glastuinbouw. In 1928 wint Brinkman een prijs met de tomatenstoter, die grote van kleine tomaten selecteert. In de oorlog werd het pand van Brinkman in ’s-Gravenzande in beslag genomen door de Duitsers, waardoor werd uitgeweken naar de Hoofdstraat in De Lier.

Na de verhuizing in 1972 naar het voormalige veilingterrein aan de Wouterseweg werd volop ingespeeld op nieuwe ontwikkelingen zoals het telen op steenwol. Deze wijze van telen betekende acht keer per dag water druppelen waarvoor teeltcomputers werden ontwikkeld. Alle tomatentelers wilden tegelijk zo’n apparaat aanschaffen en het liep storm bij Brinkman.

Bij de het honderdjarig jubileum in 1985 werd door hare majesteit Koningin Beatrix het predicaat Koninklijk verleend aan Brinkman. Deze aanduiding, waarvoor een bedrijf aan hoge kwaliteitseisen moet voldoen, opent vooral in het buitenland vele deuren. ‘Let us improve together’ is het motto van Royal Brinkman. Het doel was in 1885 om meer productie uit het gewas te halen en dat is het in 2023 nog steeds. Het enige verschil is dat de schaal van de tuinbouw groter is geworden.

Het bezoek aan Royal Brinkman eindigde met een rondleiding door de distributiehal, die aan alle wettelijke eisen op het vlak van veiligheid voldoet. Er zijn 12.000 artikelen in voorraad , die volledig geautomatiseerd uit bakjes worden gehaald en ter plekke worden verpakt en gestickerd door een logistiek medewerker. In de regio wordt uiterlijk de volgende dag bezorgd. In de meer afgelegen delen van Nederland komt twee keer per week de bezorger langs.

Presentatie Jaarboek 2023

Wethouder Van Staalduinen: ,,Historisch Jaarboek ieder jaar een feestje om te lezen’’

Wethouder Carlieke van Staalduinen heeft op zaterdag 2 september op een drukbezochte bijeenkomst in de Dorpskerk van ’s-Gravenzande het eerste exemplaar van het historisch Jaarboek 2023 van het Genootschap Oud Westland in ontvangst genomen.

De in juni aangetreden wethouder presenteerde zich kort. Geboren in Monster en al veertig jaar woonachtig in ’s-Gravenzande noemde de wethouder het jaarboek ‘ieder jaar een feestje om te lezen.’ Zij prees het Genootschap Oud Westland. ,,Geweldig het werk dat u doet en de inspanning, die u zich getroost’’.

Tijdens de bijeenkomst sprak Peter Smit, voormalig archivaris van de gemeente Westland en een van de auteurs over het bedrijf Waling van Geest. Voor de oudere Westlanders staat Waling van Geest voor de bananenboot, die tot in de jaren zeventig van de Cariben naar het Westland voer.

Drie zonen

Zoals zoveel grote Westlandse bedrijven was de start bescheiden. De Monsterse kweker was in de jaren twintig van plan een tuin voor zijn drie zonen te kopen maar deze hadden andere gedachten. De zonen maakten de inschatting dat zij met de teelt en het zelf verhandelen van bloembollen meer konden verdienen. Hun kantoor met woonhuis en een aantal pakhuizen bevond zich aan de Monsterseweg 117, nabij de huidige Toyota garage.

 Na de oorlog stortten de drie broers zich op de invoer van bananen uit het Caribisch gebied naar Europa. Al snel voeren er twee grote bananenboten, later uitgebreid met een aanzienlijke vloot van koelschepen, die in acht dagen, de tocht van de Cariben naar Europa maakten.

Ook in Nederlanden waren de drie volop actief. Daarbij was de bedrijfsfilosofie om alles zoveel mogelijk in eigen hand te houden. Aan de Einsteinstraat in ’s-Gravenzande werd een garage gebouwd voor stalling en onderhoud van de vrachtwagens, die kistjes met Westlandse groente en fruit naar de haven van Maassluis transporteerden.

Koeien

Vanuit Maassluis gingen de tuinbouw-producten met de boot naar Engeland. Aanvankelijk naar Ipswich maar later naar Boston omdat deze haven geschikter was om de containers aan land te brengen. Op de terugweg werden koeien meegenomen. Meestal kwam het vlees na slacht in Nederland bij de Amerikaanse troepen in Duitsland terecht. In de beste jaren werden er 150.000 koeien per jaar naar Nederland vervoerd.

 Doordat het vervoer via Maassluis tegen zijn grenzen aanliep, besloot Waling van Geest te verkassen naar Rotterdam. Tot verdriet van veel werknemers werden de kranen gedemonteerd en verplaatst naar Rotterdam. In 1986 kwam de derde generatie Van Geest aan het roer. Hier stopte de lezing van Peter Smit: ,,Wat er daarna is gebeurd, kunt u lezen in het jaarboek’’.