Vier foute burgemeesters

In 1941 schaften de Duitsers in bezet Nederland de democratie af. Zittende, in hun ogen onvoldoende loyale, burgemeesters werden vervangen door vooral NSB’ers. In Westland waren dat er vier. ‘Eén slechte en drie meelopers’.

Na de inval in mei 1940 gingen de Duitsers er al snel toe over om Nederland bestuurlijk op orde te brengen. Hun orde wel te verstaan. Binnen een jaar werden, op de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) na, alle politieke partijen verboden en bestuurscolleges en gemeenteraden naar huis gestuurd. De wethouders werden veredelde ambtenaren, de burgemeester de baas. Hoewel, ook een bestuurlijke slaaf van de Duitsers.

Elke burgemeester in functie kon toen al aanvoelen dat hij zou moeten opstappen. Een deel bleek zwak, verzette de bakens, deed mee, werd soms NSB-lid. En kwamen later wel door steeds strengere Duitse opdrachten in de problemen.

Ook menig NSB-burgemeester kwam in de loop van de oorlog onder zware druk te staan. Zij moesten burgers inzetten bij verdedigingswerken, huisvesting voor Landwachters verzorgen, maar ook meehelpen Joden en verzetsmensen aan te geven.

Uitzendbureau NSB

Burgemeester Bisschop (tweede van links) in de raadszaal van ‘s-Gravenzande – Foto Historisch Archief Westland

‘Het lukte de NSB, die bij het zoeken naar burgemeesters een soort uitzendbureau was, almaar minder om geschikte kandidaten te vinden’, aldus Frank de Klerk, die in het Jaarboek 2020 van het Genootschap Oud-Westland het hoofdstuk Westlandse NSB-burgemeesters in oorlogstijd heeft geschreven. ‘Steeds vaker werd een NSB-burgemeester uit een buurgemeente als waarnemer aangewezen. Zo werd in maart 1944 de burgemeester van ‘s-Gravenzande ook waarnemer in Monster, Poeldijk, Ter Heijde en deels Kwintsheul.’

Om tot een goede reconstructie van de Westlandse burgemeesters in de oorlogsjaren te komen, heeft de Heulse historicus De Klerk flink moeten spitten. Daarbij kon hij gebruikmaken van de personeelsdossiers in het Historisch Archief Westland, het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging en van de archieven van het ministerie van Binnenlands Zaken in het Nationaal Archief. ‘Ik mocht niks kopiëren of fotograferen, alleen aantekeningen maken.’

In Westland waren tijdens de bezetting vier NSB-burgemeesters. Met verschillende politieke en religieuze achtergronden, slechts één kwam uit de regio. In juli 1941 werd Willem Bocxe in Wateringen al aangesteld. Hij verving burgemeester Verhoeven, die zich ziek had gemeld en met verlof werd gestuurd. Bocxe, en materialist in hart en nieren, bleef aan tot de bevrijding in 1945.

Edzard Gerhard Bisschop werd in augustus 1942 burgemeester van ‘s-Gravenzande, nadat de Duitsers de hun onvoldoende goedgezinde burgemeester Frans Schokking hadden ontslagen. Bisschop werd een klein jaar later benoemd in Naaldwijk waar hij burgemeester Theodoor Elsen verving, omdat ook hij uit zijn ambt was gezet. Niet betrouwbaar genoeg, volgens de Duitsers. Elsen kwam na de oorlog weer terug.

De ‘s-Gravenzandse burgemeester Henri Ipenburg in het Vlaardingse detentiekamp De Vergulde Hand – Foto Historisch Archief Westland

In ‘s-Gravenzande verscheen voorjaar 1944 Henri Ilpenburg, een pro-Duitse diehard. De Klerk: ‘Als Bisschop een pragmatisch NSB’er genoemd kan worden, dan was Ipenburg een ideologisch nationaal-socialist.’ In september 1944 werd hij ook waarnemer in Monster (waaronder Poeldijk, Ter Heijde en deels Kwintsheul), omdat daar burgemeester Gerhardus Kampschöer vertrok. Mogelijk vanwege een al dan niet voorgewende zwakke gezondheid, zo beschrijft De Klerk.

De laatste twee oorlogsjaren was (de enige Westlander in het rijtje) Pieter Burgersdijk burgemeester van De Lier. Zijn hoogste ambitie was zo’n politieke post bemachtigen. Voor de oorlog was hij 16 jaar raadslid van de Christelijk Historische Unie in ‘s-Gravenzande. Over Burgersdijks tijd in De Lier is weinig bekend. In mei 1945 werd zijn, door de Duitsers ontslagen, voorganger Cornelis van der Hoeven weer burgemeester.

Geschikt instrument
De Klerk concludeert: ‘Eén slechte en drie meelopers. Bocxe en Bisschop kunnen als oppurtunisten worden gezien, geboeid geraakt door het nationaal-socialistische gedachtegoed. De NSB was voor hen een toekomstvehikel, voor een goede carrière in het openbaar bestuur.’

Burgersdijk verloor als actief NSB-lid zijn baan en zag het burgemeesterschap als een nieuwe statusverhogende functie. In De Lier profileerde hij zich niet echt als nationaal-socialist.

Heel anders was dat bij Ipenburg, die gewoon ideologisch en fanatiek kan worden genoemd. De Duitsers vonden in hem iemand aan wie zij de kustgemeenten ‘s-Gravenzande en Monster konden toevertrouwen. ‘Ipenburg was gewoon een geschikt instrument voor de Duitse bezetter.’

De naoorlogse vonnissen van de Bijzondere Rechtspleging tonen datzelfde beeld. Zoals bij veel zogenoemde lichte gevallen was de straf voor Bisschop, Bocxe en Burgersdijk gelijk aan het voorarrest. Allen raakten wel voor tien jaar het actief en passief kiesrecht kwijt. Ipenburg werd niet als ‘licht geval’ gezien. Hij zat drie jaar vast.

Lezing Burgemeesters in oorlogstijd gaat niet door

 

Lezing Burgemeester in oorlogstijd gaat niet door

De lezing van professor Peter Romijn over Burgemeester in oorlogstijd kan niet doorgaan. Ter voorkoming van verspreiding van het Coronavirus heeft de regering besloten dat tot 1 juni geen bijeenkomsten meer mogen worden georganiseerd. Het bestuur van het Genootschap Oud-Westland is in overleg met professor Peter Romijn over een nieuwe datum voor zijn lezing over Burgemeester in oorlogstijd.

Oproep Oud Westlandprijs 2020

Wie wint de Oud-Westlandprijs 2020?

Oud-Westlandprijs

Het Genootschap Oud-Westland reikt in 2020 voor de vierde keer een prijs uit voor een persoon of instelling, die zich bijzonder voor de Westlandse geschiedenis heeft ingespannen. De jury van de Oud-Westlandprijs is op zoek naar kandidaten voor deze prijs.

De Jury

De prijs wordt eens in de twee jaar toegekend. De jury bestaat uit Adri van Vliet (voorzitter), Michiel Kruijthof, Jan Peter Diepersloot en Peter Bouwer. De samenstelling van de jury is nieuw. Dr. Adri P. van Vliet is specialist in de maritieme geschiedenis van de 17e eeuw, met name op het gebied van marine, kaapvaart en visserij. In 1994 verscheen zijn proefschrift ‘Vissers en kapers. De zeevisserij in het Maasmondgebied en de Duinkerker kapers (ca. 1580-1648)’. Hij is plaatsvervangend directeur van het Nederlands Instituut voor Maritieme Geschiedenis In Den Haag.
Michiel Kruithof studeerde archeologie aan de Rijksuniversiteit Leiden en is directeur van ArcheoWest. Hij geeft leiding aan opgravingen. Jan-Peter Diepersloot gaf jarenlang de man achter boekhandel Vingerling en beschikt over expertise van het boekenvak. Peter-Bouwer is als ambtenaar van de gemeente Westland, belast met monumentenzorg en het historisch erfgoed van het Westland.

Oproep voor nominaties

U wordt opgeroepen om kandidaten te nomineren voor deze prijs, die zich bijvoorbeeld hebben onderscheiden met het schrijven van een scriptie, manuscript of boek over de Westlandse geschiedenis. Echter ook zaken als inzet voor het behoud van een monument, oprichten van een historische vereniging, organiseren van een tentoonstelling en opzetten van een lesprogramma komen in aanmerking. Het is niet noodzakelijk om historicus of bekend schrijver te zijn om voor deze prijs in aanmerking te komen. Kandidaten hoeven niet volwassen te zijn om aan de wedstrijd mee te mogen doen. Ook leerlingen van Westlandse scholen kunnen meedoen.

Voorwaarden

Het is geen harde voorwaarde meer dat de inzending betrekking heeft op de afgelopen twee jaar.
Uitgesloten van deelname zijn inzendingen, waaraan een professionele of financiële opdracht ten grondslag ligt. De voorwaarden en spelregels rond de Oud-Westlandprijs vindt u hier.

De prijs

De prijs bestaat uit een geldbedrag van € 500,- en een oorkonde en een beeldje, die zullen worden uitgereikt tijdens een speciaal bijeenkomst van het Genootschap Oud Westland in september 2020.

Aanmelden

Iedereen kan kandidaten voordragen. Kandidaten kunnen door zichzelf maar ook door anderen worden voorgedragen. Kent u iemand of bent u zelf iemand die zich bijzonder heeft ingespannen op het terrein van de Westlandse geschiedenis of het Westlandse erfgoed? Voordrachten kunnen tot uiterlijk 1 mei 2020 worden gestuurd naar de secretaris van het Genootschap Oud-Westland: secretaris@oudwestland.nl

Toelichting op Nominaties voor de Oud-Westland Prijs 2020

Om de jurering van de Oud-Westland Prijs zo goed mogelijk te laten verlopen, geven wij hieronder een korte leidraad wat er zoal verwacht wordt bij de nominatie.

  1. Genomineerde: naam en indien mogelijk enkele persoonsgegevens e.g., adres, telefoonnummer, emailadres
  2. Motivatie van de voordracht: omschrijving van de unieke bijdrage van de persoon, die blijkt uit het ingezonden werk.
    Indien de voordracht een oeuvre omvat is het belangrijk dat de inzender aangeeft waarom de genomineerde door zijn gehele oeuvre een bijdrage levert aan de bevordering van de kennis van de Westlandse streekhistorie.
  3. Tastbare bijdrage van de genomineerde: te denken valt aan een scriptie, manuscript of boek over de Westlandse geschiedenis. Echter ook zaken als inzet voor het behoud van een monument, oprichten van een historische vereniging, organiseren van een tentoonstelling en opzetten van een lesprogramma. Deze bijdrage(n) dient(en) ter beschikking te worden gesteld aan de jury.
  4. Inzender: naam, adres, telefoonnummer, email adres

NB: Uitgesloten van deelname zijn inzendingen, waaraan een professionele of financiële opdracht ten grondslag ligt.

Grafelijke hoven in Holland

Streekhistorie: Grafelijke hoven in Holland

Over de ontstaansgeschiedenis van Holland is niet zoveel bekend. Wat wij wel weten is dat de Hollandse graven hun gebied vanaf het einde van de 10e tot in de 13e eeuw vanuit hoven bestuurden en exploiteerden. Ook in het Westland, in ‘s-Gravenzande lag een dergelijk grafelijk hof.
Tijdens een lezing voor het Genootschap Oud Westland spraken de Vlaardingse stadsarcheoloog Tim de Ridder en de Leidse promovenda Middeleeuwse geschiedenis Roosje Peeters over grafelijke hoven in Holland. Wat moeten we ons voorstellen bij grafelijke hoven? Hoe functioneerden ze?

Tim de Ridder werkt als stadsarcheoloog bij de gemeente Vlaardingen. Hij heeft onderzoek verricht naar het grafelijk hof in Vlaardingen. Roosje Peeters werkt als promovenda aan de Universiteit Leiden bij de sectie Middeleeuwse Geschiedenis. Zij doet onderzoek naar de grafelijke hoven in het huidige Zuid-Holland in de periode 900-1300. Daarbij kijkt zij ook naar het grootgrondbezit van de Hollandse graven en hoe deze hun hoven inzetten om hun macht uit te oefenen.
Aanvankelijk lag het kustgebied van West-Nederland in de invloedssfeer van de Friezen. “Van de negende tot de elfde eeuw had het gebied te lijden van aanvallen en plunderingen door de Vikingen”, zei De Ridder. In 885 vond de moord op de Viking Godfried plaats en kwam Gerulf aan de macht. Hij werd de stamvader van de Hollandse graven en zorgde voor de aanleg van zogenoemde ringwalburchten. Voorbeelden van dergelijke burchten zijn Den Burg op Texel, Egmond, Rijnsburg en Vlaardingen.”

Skeletten
“In de zesde en zevende eeuw was er veel bewoning in het Rijnmondgebied en weinig in het Maasmondgebied. In 985 geeft de Duitse koning en leenheer Otto het Maasmondgebied aan graaf Dirk III van West-Friesland om een grootschalige ontginning van de moerasgebieden mogelijk te maken. In de tiende eeuw was er een klimaatverandering en werd het gebied droger. De versterking Vlaardingen groeide tot een zeer sterke burcht halverwege de elfde eeuw. Het aantal inwoners van Holland nam toe tot 85.000 in het jaar 1200. Waar komt die groei vandaan? In Vlaardingen is een begraafplaats uit de periode 1000-1050 onderzocht. Een aantal graven bevatte boomstamkisten met hout afkomstig van Vikingschepen gebouwd in Engeland. Van de skeletten waren er zes afkomstig uit Engeland. Dat wijst erop dat Holland duizend jaar geleden misschien al een migratieland was.”

Koningsoorkonden
“Ik bestudeer schriftelijke bronnen over hoven en verwerk deze in een historisch geografisch informatiesysteem”, zegt Peeters. “Het gaat mij om de overdracht van het grootgrondbezit zoals vastgelegd in de koningsoorkonden. De eerste oorkonde met een gift van bezittingen aan graaf Gerulf stamt uit 889. Daarnaast zijn er nog drie oorkonden uit de tiende eeuw. Het duurt tot 1300 eer de graven alle grond in bezit hadden.”

“De hoven waren grote boerderijen, centrale punten van waaruit het land werd bestuurd. Op het omliggende land werkten horige boeren in intensieve arbeidsdienst. Het model van de Karolingische hoven en abdijen was zeer gevarieerd. In de Hollandse veengebieden was het onmogelijk grootschalige landbouw op te zetten. Het is niet uitgesloten dat in Loosduinen, Maasland, De Lier, Naaldwijk grafelijke hoven waren. Bedoeling van het onderzoek is om tot een reconstructie van het systeem van hoven te komen. Dat leidt tot een beter inzicht in de machtsopbouw van de Hollandse graven.”

Roosje Peeters verricht nader onderzoek naar de hoven in het Westland en staat open voor suggesties uit het Westland.