Westland en Midden-Delfland stonden ooit vol kastelen

Wetenschap is spannend en verhalen daarover vertellen ook. Zo opende voorzitter Jan Maat van het Genootschap Oud Westland de bijeenkomst bij de presentatie van het boek Kastelen in het Westland en Midden-Delfland in de Oude Kerk in Naaldwijk. ,,Welkom in dit historische monument, waarin een aantal personen uit ons boek in een ver verleden hebben rondgelopen’’.

Daarom doelde Maat op de adellijke bewoners van de kastelen in het Westland en Midden-Delfland. De redactie van het boek is zeer grondig te werk gegaan. ,,Er is nog nooit zo’n uitvoerig boek over de kastelen in onze streek verschenen’’, zei redactievoorzitter Jacques Moerman. Aan het project is door een redactie van vier personen drie jaar lang gewerkt. Door voortschrijdend inzicht is de tekst herhaaldelijk herschreven. Het resultaat is een fraai boek van 344 pagina’s met 380 afbeeldingen. De eerste kastelen waren van hout en stonden op een versterkte heuvel, een motte. Later werd het hout vervangen door een stenen gebouw. Keenenburg in Schipluiden was het meest imposante kasteel van de streek.

Het boek Kastelen in het Westland en Midden-Delfland is een gezamenlijke productie van het Genootschap Oud Westland en de Historische Vereniging Oud-Schipluiden. Het boek werd in ontvangst genomen door de wethouders Carlieke van Staalduinen en Melanie Odenwald van Midden-Delfland.

Nat gebied

De bekende streekhistoricus Chiel van Adrichem stelde ooit een lijst van 70 kastelen op. Van deze lijst is een klein aantal in het boek terecht gekomen. Ton Immerzeel gaf een overzicht van de bouw van de kastelen in het Westland. Aanvankelijk was het Westland een nat gebied met veel kreken. Na een grote overstroming begon de aanleg van dijken langs de Booma, Gantel en Lee en ontstond een geheel nieuw landschap. De graven van Holland begonnen vanaf zijn versterkte nederzetting Loosduinen gebieden in Den Haag, Rijswijk en Wateringen te ontginnen. Graaf Dirk VII trouwde in 1186 in Loosduinen met Aleid van Kleef. Het kasteel stond op een grote heuvel, die pas in de 19de eeuw is afgegraven ten behoeve van de tuinbouw.  Ook in de Poelpolder tussen ’s-Gravenzande en Monster bevond zich een kasteel van de graven van Holland. In 1932 zijn daar nog fundamenten van opgegraven.

Dirk VII had geen opvolger en na zijn dood brak een opvolgingsstrijd uit. Tijdens deze oorlog zijn veel verwoestingen aan kastelen toegebracht. Bij Rijswijk is een slag gevoerd die door Willem I is gewonnen. Zijn zoon Floris IV sneuvelde in 1234 tijdens een veldtocht in Frankrijk. Hoogtepunt was de kroning van zijn zoon Willem IV tot Rooms koning. Zijn nazaat Floris V liet in Den Haag de Binnenhof uitbouwen. Hij kreeg een grote som geld in handen toen hij zijn pretenties op de Schotse troon liet varen. De koning van Engeland kocht hem af en met dit geld verfraaide Floris de Binnenhof. Het verklaart ook waarom de bouwstijl van de Ridderzaal Engelse trekjes heeft. Floris werd vermoord toen een coalitie van Hollandse edelen zich tegen hem keerde.

Verwoestingen

In de late Middeleeuwen tussen 1345 en 1492 had in de graafschap Holland een strijd plaats binnen de elite van adel en de steden. Strijd en meer rustige periodes wisselden elkaar af. In deze strijd kozen de meeste Westlandse edelen de kant van de Hoeken. Zij verzetten zich tegen graaf Willem V van Holland. Deze wist 19 Hoekse kastelen te verwoesten. Adri van Vliet deed naspeuringen in het Nationaal Archief in Den Haag en vond daar nog de rekeningen van de stormrammen, die bij het beleg van deze kastelen zijn ingezet.

Harry Groenewegen sprak over de vier vrouwelijke bewoners van kasteel Honselersdijk. Zij speelden een belangrijke rol door de dynastieke huwelijken, die zij aangingen. ,,Zij trouwden heel verstandig en berekenend’’, zei Groenewegen. ,,Pas na jaren van onderhandeling werd het huwelijk in de kerk gesloten.’’ Machteld van Montfoort trouwde met Robert van der Marck van Arenberg. Margriet van Arenberg koos voor Jan de Ligne, die verwant was aan het geslacht Nassau en Anna van Croy koos voor Karel van Arenberg.

Jacques Moerman besteedde aandacht aan het dagelijks leven en de cultuur van de adellijke families. Arend van Dorp woonde in een stadspaleis aan het Noordeinde in Den Haag, thans het paleis Noordeinde. Door middel van een opname gaf hij een indruk van de klanken van de clavecimbel in dit paleis. Bewaard gebleven kookboeken geven een inkijkje in het voedsel, dat in het paleis werd genuttigd: kabeljauw, schelvis, scharretje en appeltjes. ,,Alleen voor mijnheer Van Dorp mocht de peperdure nootmuskaat worden gebruikt.’’

Smakelijk opgediende familiegeschiedenis vol anekdotes

Voormalig directeur en geschiedenisleraar van de Daltonschool in Naaldwijk ging zich rond zijn pensioen bezighouden met de historische vraag: “Waar kom ik vandaan”. Zijn zoektocht resulteerde in het boek: ‘Reizen in het verleden, op zoek naar een verborgen familiegeschiedenis’’

Dinsdag 7 oktober gaf Van der Sman in de Kastanjehof in Kwintsheul voor ongeveer 80 leden van het GOW een lezing over zijn boek. Hoe kom je van een genealogie tot een familiegeschiedenis. ,,Het is niet van je doet zomaar wat onderzoek, je schrijft alles op en het boek is klaar’’ zei Van der Sman. ,,Er zijn valkuilen. Het verschil tussen fictie en non-fictie vind ik altijd moeilijk’’.

Het onderzoek kwam in een stroomversnelling toen zijn neef Kees overleed. Deze was altijd veel bezig geweest met familiegeschiedenis en liet veel materiaal achter. Zijn zoon belde Frans, die al het materiaal doornam. Daarbij stuitte Frans onder op een CD-rom met 350 foto’s van familiegebeurtenissen en een uitgewerkte stamboom. In deze genealogie dook steeds een mysterieuze figuur op: Tante Anna. Deze vrouw is bij veel gebeurtenissen in de familie aanwezig geweest en weet veel. Zij wordt een sleutelfiguur in de familiegeschiedenis en geeft antwoord op veel vragen.

Het boek geeft een beeld van de snelle veranderingen in Nederland vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw. Deze dynamiek gaf mogelijkheden om sociaal te stijgen. ,,Je kon van een dubbeltje een kwartje of zelfs een gulden worden’’, zei Van der Sman. ,,Het betere onderwijs en de oprichting van de voorganger van de TU bood ongekende mogelijkheden

Zoeaaf

Van der Sman belandde bij Herman Romijn uit Vrijeban. Na zijn opvoeding in het katholieke weeshuis, werd Herman leraar. Door zijn katholieke opvoeding en hang naar avontuur, meldde hij zich aan als zoeaaf, Een zouaaf is een strijder voor het behoud van de kerkelijke staat in Midden-Italië. In de tijd van de Italiaanse eenwording in de jaren zestig van de 19de eeuw, werd de zelfstandigheid van deze staat bedreigd. Herman reageerde op de oproep van de paus voor vrijwilliger in zijn leger.

,,In 1869 vertrok Herman naar Oudenbosch in Brabant om zich aan te melden’’, vertelde Van der Sman. ,,Vandaar ging het naar Brussel voor een medische keuring en na goedkeuring ging de reis verder door Frankrijk naar Italië. Herman heeft daar niet echt gevochten maar hield zich voornamelijk bezig met wachtlopen bij de Engelenburcht. Nadat de strijd gestaakt was, bleef hij nog een jaartje in Rome.’’

Boekhouder

Terug in Nederland wordt Herman voorzitter van de Katholieke Volksbond en boekhouder bij de familie Leeuwenberg, handelaar in ijzerwaren inbegrepen pistolen en munitie aan de Oude Delft. Later nam hij de zaak over. Voor activiteiten als zouaaf kreeg hij de hoge kerkelijke onderscheiding Pro Ecclesis et Pontifice. Frans van der Swan toonde een handgeschreven brief van kardinaal Pietro Gasparri waarbij hem de onderscheiding werd toegekend.

De katholieke ondernemersfamilies in Delft trouwden veel binnen elkaar. Zo ontstond er een verbinding tussen Romijn en de foeragehandel Van der Sman van stamvader Johan, de overgrootvader van Frans.  Tussen zonen uit het gezin gingen fanatiek houtjes hakken. Daarbij hakte Wim twee vinger van de hand van zijn broer Jan, de opa van Frans van der Sman.  ,,Jan was de enige in de familie, die niet in de handel ging’’, vertelde Frans. ,,Ik dacht altijd dat hij een soort loser was of een minderwaardigheidsgevoel had.’’

Fustmeester

In werkelijkheid viel het mee. Opa Jan verhuisde naar Monster en werd fustmeester bij de veiling omdat voor deze functie een katholiek werd gezocht. Hij woonde in Molenstraat en later aan het Hartmanplein. Het gezin kreeg 13 kinderen waarvan er een priester en een ander gemeentesecretaris van Monster werd. Van der Sman vertelde een anekdote die hij in het archief had aangetroffen. ,,Het verhaal ging dat de Duitsers het fort Hoek van Holland gingen opblazen’’, vertelde van der Sman smakelijk. Alle bewoners gingen uren lang ’s nachts plat op het Hartmanplein liggen. Uiteindelijk hoorden de bewoners dat het fort niet werd opgeblazen en konden zij naar huis terug keren’’

De vader van Frans (1925) moest naar een razzia voor de Arbeitseinsatz naar Duitsland en werkte bij een bakker in de buurt van München. Terug in Nederland meldde hij zich als vrijwilliger voor de strijd in toen nog Nederlands-Indië. Al vrij snel kwam bij het korps speciale troepen van de beruchte Kapitein Raymond Westerling. Hij is echter niet op Celebes geweest waar Westerling persoonlijk standrechtelijk executies uitvoerde. Begin 1949 raakte hij ernstig gewoond door een schot in zijn long en keerde terug naar Nederland. ,,Hij heeft er nooit meer iets over verteld’’.

Orangerieën in Historisch Jaarboek Westland 2025

Orangerieën in Historisch Jaarboek Westland 2025

Het Historisch Jaarboek 2025 van het Genootschap Oud-Westland is zaterdag 6 september in ontvangst genomen door John Witkamp en Martien van der Valk van rioolwaterverwerking  Van der Valk+De Groot uit Poeldijk. Het Historisch Jaarboek bevat een uitgebreid artikel over de geschiedenis van dit sinds 1962 bestaand familiebedrijf, dat zich sindsdien heeft ontwikkeld tot marktleider in deze branche.

Het Genootschap Oud-Westland bracht dit jaar een bezoek aan Van der Valk+De Groot. Het is traditie dat het bezochte bedrijf dan een artikel schrijft voor het jaarboek. Een andere auteur in het Jaarboek is Anneke Duyvesteijn. Zij hield in de Noviteit in Monster voor een gehoor van 140 leden en belangstellenden een lezing over orangerieën in het Westland. ,,Er zijn honderden variëteiten, die in een orangerie overwinteren’’, zei Duyvesteijn. ,,Ik zal drie vruchten bespreken: de bittere sinaasappel of pomerans, de zoete sinaasappel en de citrus.’’

Marmelade

De lezing werd geïllustreerd met voorbeelden van de vrucht. ,,De bittere sinaasappel is basis ingrediënt voor de Engelse marmelade’’, vertelde  Duyvestein. ,,Het oudste recept stamt uit 1677. Tijdens een bezoek aan het Alhambra in Granada zag ik de bittere sinaasappelen aan de bomen hangen.’’ De zoete sinaasappelen zijn in de 16de eeuw door Portugese missionarissen uit China naar Europa gebracht. De Citrus Medica was al eerder bekend. Joden namen haar voor de jaartelling mee naar Sicilië. Vandaar is de Citrus eind 13de eeuw door monniken naar het Gardameer gebracht.

Aanvankelijk stond het fruit buiten op beschutte plaatsen maar liepen de wortels risico op aantasting door de regen. Later werden zij beter beschermd door verrijdbare en demontabele constructies maar de kosten waren hoog. De oplossing werd gevonden door de planten in potten en kruiken te plaatsen, zodat zij in de winter naar binnen konden worden gebracht. In Italië ontstonden de eerste botanische tuinen met een orangerie als bijgebouw. De universiteit van Leiden kreeg in 1600 een hortus met een ambulacrum, een gang die in de winter overdekt kon worden.

Ananas

Een bekende Nederlandse botanicus uit die tijd was Agneta Block (1629-1704). Zij bood in 1687 als de eerste in Nederland een ananas aan in het parlement. ,,Het was een statussymbool om een ananas te laten zien’’, wist Duiyvesteijn. Het waren de hoogtijdagen van de orangerie. De rijke Leidse lakenhandelaar en tuinliefhebber Pieter de la Court van der Voort bouwde op zijn buitenplaats Berbice in Voorschoten een orangerie, die nog steeds bestaat. Jan der Groen, hovenier van stadhouder-koning op slot Honselersdijk schreef in 1669 het boek “de Nederlandtsen hovenier.” In de 19de eeuw verloor de orangerie aan populariteit door het inzicht dat er meer licht nodig was voor een goede teelt.

Pro en contra NSB in één familie

NSB en verzet kan een familie verscheuren. Dat bewijst de geschiedenis van het gezin van de Haagse limonadefabrikant Johan Blom. Vader en moeder en zeven kinderen kozen in de jaren dertig voor de NSB. Oudste zoon Jan Blom werd lid van de verzetsgroep van artillerieofficieren De Duif.

Kleinzoon Onno Blom hield op 13 november een lezing over zijn boek Oorlogsduif, een waarheidsgetrouwe reconstructie van het leven van zijn grootvader voor, tijdens en na de oorlog. Zijn vader, de bekende historicus en oud-directeur van het NIOD, Hans Blom woonde de lezing eveneens bij. ,,Wij zijn een hechte familie’’, zei Onno Blom. ,,Iedere donderdag komen wij bij onze ouders in Leiden bij elkaar om samen te eten en persoonlijke zaken te bespreken. Ik ben opgegroeid in een huis vol boeken en er was geen fijnere plek in huis dan de studeerkamer van mijn vader.’’

Kistje grootvader

In die studeerkamer deed de jonge Onno een bijzondere ontdekking. Hij vond een kistje met spullen en documenten, die betrekking hadden op zijn grootvader Jan Blom, een Leidse natuurkundige. Onno heeft zijn grootvader nauwelijks gekend. Hij overleed toen zijn kleinzoon vijf jaar oud was. In het kistje vond Onno een persoonsbewijs met de handtekening van Prins Bernard, waaruit blijkt dat Jan Blom lid was van diens staf. In het kistje lag echter ook een ander persoonsbewijs met de foto van opa Jan maar met de naam P. de Bruin, boekhouder van een zuivelfabriek, Sneek 8 november 1943.

,,Dit kistje integreerde mij enorm’’, zei Onno Blom. ,,Het was een vervalst persoonsbewijs gemaakt door het verzet. De rest van de familie bestond echter uit vurige aanhangers van de NSB. Mijn overgrootvader was penningmeester van de groep Regentessekwartier in Den Haag  en mijn oudtantes zaten bij de jeugdstorm. Het was een enorm gezellig en leuk gezin. Toch is het contact in de oorlog verbroken. Mijn grootvader heeft zijn vader een brief geschreven dat zijn familie zich met de vijand had verbonden’’.

Zeepfabriek De Duif

Onno Blom, die promoveerde op de biografie van Jan Wolkers, besloot het verhaal van zijn grootvader op te schrijven. ,,Ik zag het portret als goed middel om dichter bij het leven van iemand te komen. Ik weet veel van beroemde mensen maar niet van mijn eigen familie. Ik wilde het boek zelf schrijven. Als ik het aan mijn vader zou overlaten, zou het boek twaalf delen tellen en in omvang de boeken van Lou de Jong overtreffen.’’

In meidagen van 1940 lag Jan Blom gelegerd in zeepfabriek De Duif in het Utrechtse Den Dolder. De kanonnen waren opgesteld maar de aanval op de Grebbeberg was 15 kilometer naar het zuiden. Uiteindelijk werd er door de artilleristen van De Duif geen schot gelost. Na de Nederlandse capitulatie bleef het in de eerste oorlogsjaren relatief rustig. Pas in 1943 kwam de oproep voor Nederlandse officieren om in krijgsgevangenschap te gaan. De leider van de groep Philip Pander uit Den Haag riep toen alle gemobiliseerde artilleristen op zich aan te sluiten bij het verzet in Friesland, waar grootvader Jan de bevrijding meemaakte.

Westerbork

Voor de foute kant van de familie was de bevrijding een hard gelag. Overgrootvader Johan en zijn vrouw werden in kamp Westerbork opgesloten. Door de onhygiënische omstandigheden in het kamp kwam de overgrootvader te overlijden. Zijn zoon kon toen zijn moeder in het kamp ophalen en nam haar in zijn huis in Leiden op. Na de oorlog brak er een moeilijke tijd aan voor de ‘foute’ kant van de familie. Na het uitzitten van hun straffen, was solliciteren vaak moeilijk. ,,Mijn grootvader adviseerde het NSB-verleden een keer te zeggen en er daarna over te zwijgen.’’

Zelf had Onno Blom bij het schrijven van het boek het gevoel van dansen op een vulkaan. ,,De grond barst niet maar is heet onder je voeten’’, zei Blom. ,,Mijn oudtantes gaven toestemming voor inzage in hun strafdossiers. Ik sprak vrijuit met hen maar vermeed sommige onderwerpen. De familie handelde in eigen ogen uit vaderlandsliefde. Een van mijn oudtantes was altijd vrolijk maar daar ging iets onder schuil. Deze tante was blij dat zij dood zou zijn als het boek verscheen. Zij is anderhalf jaar voor het verschijnen van het boek overleden.’’

Willem van Oranje middelpunt op 90 jarig jubileum GOW

De naam Genootschap heeft iets mystieks. Het doet denken aan heren, die in dikke sigarenrook over het geheimzinnige zaken spreken. Dat beeld klopt volgens voorzitter Jan Maat van het Genootschap Oud Westland van geen kanten. De viering van het 90 jarig bestaan van het Genootschap op 25 januari toonde aan dat het Genootschap midden in de Westlandse samenleving staat.

Bijna 250 leden en andere belangstellenden waren naar de feestelijk versierde Oude Kerk aan het Wilhelminaplein in Naaldwijk gekomen om het jubileum te vieren. In een voordacht blikte bestuurslid Harry Groenewegen terug op de 90-jarige geschiedenis van het GOW. Daarna hield de bekende literatuurhistoricus René van Stipriaan een lezing over Willem van Oranje en zijn lijntjes naar het Westland.

Notabelen

Het beeld van het Genootschap als een club van notabelen geldt nog wel voor de oprichtingstijd.  ,,De eerste voorzitter was burgemeester Th. Elsen van Naaldwijk’’, vertelde Harry Groenewegen. ,,De directeur van het postkantoor A van de Marel was secretaris en Ph. Klapwijk van de Boerenleenbank penningmeester’’. In de begintijd was er sterke band tussen het Genootschap en het Westlands museum. De bekende archeoloog professor Holwerda deed in die tijd opgravingen aan de Hoogwerf en vond een bronzen hand van een beeld uit de Romeinse tijd.

Na 1975 tot zijn dood in 1986 was Chiel van Adrichem een beeldbepalende persoon in het Genootschap. In die tijd werd het befaamde kaartboek van het Westland uitgegeven. Vijftien jaar geleden werd het 75 jarig bestaan gevierd in -s-Gravenzande en sprak burgemeester Sjaak van der Tak van Westland de jubilerende vereniging toe. Onder voorzitter Wil van den Bosch (2004-2019) maakte de vereniging een sterke groei door en werd het recordaantal van 600 leden net niet gehaald. De vereniging is echter springlevend en trekt met lezingen, excursies en bedrijfsbezoeken nog steeds nieuwe leden. Op de jubileumbijeenkomst meldden zich twintig aanwezigen aan als donateur van het Genootschap.

Openheid

Wethouder Carlieke van Staalduinen van cultuur benadrukte het belang van het GOW voor de Westlandse samenleving: ,,Jullie hebben de openheid om informatie te delen waar historici deze vaak voor zich houden’’, zei de wethouder. ,,Mensen blijven nieuwsgierig naar de geschiedenis van hun familie of van onderwerpen zoals de Tweede Wereldoorlog. Jullie inzet is daarbij onmisbaar en dat verdient waardering.’’

René van Stipriaan begon zijn voordracht met het belang van een Westlandse vrouw. ,,Zonder deze vrouw zouden Willem van Oranje en het moderne Nederland niet hebben bestaan’’, zei Van Stipriaan bij een portret van Johanna van Polanen van het kasteel nabij Monster. ,,Zij trouwde in 1403 in Breda met Engelbrecht van Nassau. In haar directe nageslacht komen de Nederlandse en Duitse Nassau’s bij elkaar. Koning Willem Alexander heet nog steeds Heer van Polanen.’’

Via zijn neef René van Chalons erfde Willem van Oranje niet alleen het prinsdom Oranje in Zuid-Frankrijk maar ook aanzienlijke gebieden in de Nederlanden. Het belang van Willem was zo groot dat keizer Karel V zich met de erfenis ging bemoeien. Als overtuigd tegenstander van het opkomend Lutheranisme eiste Karel V dat Willem Rooms-Katholiek werd opgevoed. Willem was een knappe verschijning, zeer intelligent en sociaal handig. Bij zijn vertrek naar Spanje benoemde Karel V Willem ondanks zijn jonge leeftijd van 22 jaar tot bevelhebber van het Nederlandse leger.  Bij zijn aftreden steunde Karel V op de schouder van Willem.

Filips II

De verhoudingen tussen Willem en Filips II de zoon van Karel V verslechterden echter snel. Beide mannen lagen elkaar niet. Dat kwam mede omdat Filips geen Frans of Duits sprak. Hij beheerste alleen het Spaans. Filips was bovendien een rechtlijnig persoon, die het protestantisme de kop in wilde drukken. Daar kwam bij dat hij hogere belastinginkomsten uit de Nederlanden wilde. Dat stuitte op breed verzet zodat Filips II zich gedwongen zag zijn eisen in te binden. Hij zag dat Willem van Oranje partij koos voor de belangen van de Nederlanden. Deze ontwikkelde op zijn beurt goede contacten met de jonge Nederlandse adel.

Het onderlinge wantrouwen groeide. De godsdienst speelde daarin aanvankelijk nauwelijks een rol. Dat veranderde in 1560 met de komst van het Calvinisme. Het geloof ging een steeds grotere rol spelen. Het merendeel van de adel bleef katholiek maar ondertekende wel een smeekschrift aan de koning om af te zien van geloofsvervolging. De verhoudingen kwamen op scherp toen in 1566 in enkele weken tijd de beeldenstorm door het land raasde. Landvoogdes Margaretha van Parma eiste hard optreden en Willem van Oranje zat in een spagaat.

Alva

Voor Filips was het duidelijk. Hij stuurde de hertog van Alva naar de Nederlanden om de orde te herstellen. Willem van Oranje week uit naar de Dillenburg. Kort daarna kreeg hij te horen dat al zijn bezittingen in de Nederlanden in beslag waren genomen. Oranje was alles kwijt en zat diep in de schulden. Hij leende geld voor het ronselen van een leger. Willem werd de onverzettelijke leider waar anderen opgaven. De militairen acties waren aanvankelijk een mislukking maar in 1572 namen de watergeuzen Den Briel in. De belegering van Leiden mislukte door het doorsteken van de dijken. Een belangrijk keerpunt in de oorlog tegen de Spaanse koning.

Willem van Oranje bracht bij dit alles een groot persoonlijk offer. In 1583 werd hij door Philips vogelvrij verklaard. De moordenaar kreeg een groot geldbedrag, een adellijke titel en een mogelijke heiligverklaring in het vooruitzicht gesteld. In 1584 werd Willem in de Prinsenhof in Delft doodgeschoten door Balthasar Gerards. Zijn rol in de opstand tegen Spanje is echter blijvend. Nederland veranderde in een welvarende natie waarin de kooplieden en calvinisten een belangrijke rol speelden.

Tekst: Frank de Klerk

Foto’s: Willem de Bruijn