In de herfst van 2008 is een boek uitgekomen, waarin drie 17e eeuwse zeevarende gemeenschappen met elkaar worden vergeleken. Het betreft de havenstad Schiedam, het verstedelijkte vissersdorp Maasluis (beiden aan de Maasmond) en het dorpje Ter Heijde aan de Westlandse kust.
Er komt niet iedere dag een boek uit, waarin Ter Heijde uitvoerig wordt genoemd, laat staan beschreven. Annette de Wit, werkzaam als hoofd Publiek en Presentatie bij het Marinemuseum te Den Helder, heeft een goed leesbaar en onderhoudend boek geschreven, waarin het dorp Ter Heijde, weliswaar in de 17e eeuw, als het ware tot leven wordt gewekt.
Het Genootschap Oud Westland heeft Annette de Wit bereid gevonden om op 7 oktober 2009 een lezing over haar boek te geven.
Door de drie plaatsen in de 17e eeuw in drie categorieën met elkaar te vergelijken (het leven, het werk en het geloof) heeft zij veel gegevens boven tafel gekregen en voor een klein zeedorpje als Ter Heijde geeft dit een typerend beeld. Ten aanzien van Ter Heijde staan haar niet al te veel bronnen ter beschikking, maar door deze manier van onderzoek lukt het haar om een duidelijk en overtuigend beeld van dit kustdorp neer te zetten.
Ronduit fascinerend vond ik de hoofdstukken over “Zeemanshuwelijk, waaronder seksualiteit, Godsdienstig leven en Vrouwenwerk”. De mannen waren ten slotte, behalve bij de kustvangst, soms weken, maanden van huis.
De vrouwen zorgden ook voor de broodnodige inkomsten d.m.v. bijbaantjes en huisnijverheid, waarbij we o.a. moeten denken aan spinnen, naai- en verstelwerk, netten boeten, en werken bij anderen. Het veelal karige inkomen werd aangevuld, zodat er geen honger werd geleden. Wanneer Nederland in oorlog was en er niet gevist kon worden dan dreigde de latente armoede al snel om te slaan in hongersnood. En niet te vergeten de vele vissers, die door kapers, waaronder de Engelsen, Duinkerkers, “Moren” gevangen werden genomen en slechts door hoge afkoopsommen vrij konden komen. Ondersteuning door familie, de kerk, armenzorg waren onontbeerlijk in dit Westlandse dorp, waarin de veeteelt en akkerbouw niet voorop stond; er waren slechts kleine groentetuintjes ter aanvulling van de maaltijden. Laat staan de tuinbouw, die pas van veel later tijd is. En dat maakt dit boek eigenlijk zo bijzonder: het gaat over het leven op, aan en met de zee en alles wat dat met zich meebracht. Dit alles gebeurde aan de Westlandse kust!
Ter afsluiting: “De vis die op de Heijdse afslag (op het strand, HGr.) was gekocht werd in manden gedaan, waarna de vrouwen deze op het hoofd landinwaarts droegen. De visverkoopsters droegen daartoe speciale hoeden of kapjes. Degenen die het zich konden permitteren, gingen met paard en wagen of laadden de vis in een schuit, waarmee ze via de Monsterse Vaart het achterland invoeren. Een groot gedeelte van de vis werd op de Monsterse en Haagse vismarkt afgezet.” Maar de vis zal ook zeker zijn weg hebben gevonden naar Naaldwijk, die een visbank had op de Plaats (Wilhelminaplein) vóór herberg Torenburg en ’s-Gravenzande op het Marktveld, die zo fraai is vereeuwigd door Aert Schouman.
Details van het besproken boek:
Leven, Werken en Geloven in Zeevarende Gemeenschappen, Schiedam, Maassluis en Ter Heijde in de zeventiende eeuw,
Annette de Wit, 375 pag., Aksant, Amsterdam, 2008,
ISBN 978-90-5260-306-3, € 29,90
Voorwoord, inhoudsopgave en inleiding