Jaarverslag 2020

Algemene ledenvergaderingen

Op dinsdag 11 februari werd de Algemene Ledenvergadering gehouden. Er waren dit jaar geen bestuurswisselingen. Een belangrijk punt was de voorgenomen statutenwijziging. Omdat tijdens acties van het genootschap was gebleken dat de doelstelling van het genootschap te beperkt kon zijn, is een wijziging door het bestuur voorgesteld. De wijziging kon echter slechts worden goedgekeurd indien tweederde van het aantal leden aanwezig zou zijn om te stemmen. De punten van wijziging werden besproken en bediscussieerd. In een nieuw uit te schrijven ledenvergadering konden ze pas in stemming worden gebracht. Deze extra Algemene Ledenvergadering werd op 4
maart 2020 in het Westlands Museum gehouden.
Daar werd de statutenwijziging opnieuw besproken en nu met unanieme instemming aangenomen.
De notulen van beide Algemene Ledenvergaderingen zijn te lezen op de website onder Bestuur.

Erfgoedbescherming

Het GOW heeft afgelopen jaar veel aandacht besteed aan erfgoedbescherming volgend op de statutenwijziging die in de ALV is goedgekeurd. Hiertoe is met een groot aantal historische verenigingen, het Westlands Museum, het Atlantikwall museum en Stichting Monumentaal Westland de werkgroep Erfgoedbescherming Westland opgezet, waarbij het genootschap de voorzittersrol en het penvoerderschap op zich neemt. Doel is om de inspanning op dit terrein te bundelen.
In augustus 2020 is een reactie naar de gemeente Westland gestuurd met betrekking tot het bouwplan De Harmonie. Kern ervan is dat het bouwplan te massaal is in verhouding tot het tegenovergelegen rijksmonument Huize Bijdorp. De gemeente heeft in 2020 nog geen antwoord gegeven.
Ook is bezwaar gemaakt tegen een door de gemeente Westland op 23-6-2020 verleende omgevingsvergunning voor de ruiming van de RK begraafplaats aan de Dijkweg in Naaldwijk. Het college van B en W heeft nog niet beslist op het bezwaarschrift in afwachting van de uitkomst van een aanwijzingsprocedure van de begraafplaats tot gemeentelijk monument. De aanvragers, de Bond Heemschut, het Cuypersgenootschap en het GOW hebben de gelegenheid gekregen om de waarde door middel van een funerair-historisch en kunsthistorisch rapport aan te tonen.
De werkgroep Erfgoedbescherming Westland heeft inbreng geleverd op de omgevingsvisie Westland, die onder andere uitgaat van verdichting en hoogbouw in de kernen. Dit heeft geresulteerd in de toevoeging: ‘wij houden rekening met historische dorpsgezichten en gaan vroegtijdig in overleg met de historische verenigingen’. Een vergadering met wethouder Piet Vreugdenhil, Gustaaf van Gaalen, Jan Maat en Frank de Klerk heeft geleid tot de instelling van een halfjaarlijks overleg om tot snellere actie te kunnen komen en erfgoed in het Westland beter te beschermen.

Lezingen

Dinsdag 11 februari hielden drs. Tim de Ridder en Roosje Peeters MA een lezing in zaal De Hoeksteen in Maasdijk. Onderwerp was ‘Grafelijke hoven in Holland’. De Ridder sprak over de ontwikkelingen in de kustregio van Nederland in de periode 900-1300.
Archeologisch onderzoek en spitten in historische bronnen heeft veel kennis opgeleverd. Holland bestond aanvankelijk uit verschillende kerngewesten en het was niet scherp begrensd. Van de negende t/m de elfde eeuw was de invloed van de Vikingen heel groot. In 885 kwam Gerulf, stamvader van het Hollandse gravenhuis, aan de macht. De graven bouwden ringwalburchten als bescherming tegen de Vikingen (Middelburg, Den Burg op Texel, Rijnsburg, enz). Daarnaast kwamen er dingplaatsen waar recht werd gesproken en grafelijke hoven van waaruit werd bestuurd. Alkmaar en Haarlem, Rijnsburg en Vlaardingen waren plaatsen waar de graaf zelf kwam voor belastingheffing.
De term Holland is pas in gebruik aan het eind van de elfde eeuw, in 1101 aangeduid als graafschap.
Eerder was er wel sprake van koningsgoed Maasland, dat Maasland, Schipluiden en De Lier omvatte en in 985 aan graaf Dirk II was geschonken door koning Otto III. Hierna begon de ontginning van het moerasachtige gebied. Het tol heffen van Dirk III leidde tot een treffen met de keizer en Dirks verrassende overwinning gaf hem meer zeggenschap over het graafschap. Vlaardingen werd belangrijker, had een hof en kreeg zelfs een eigen munt. Inklinking van de veenlaag maakte aanleg van dijken noodzakelijk. Rond 1170 werd de Maasdijk aangelegd. In de dertiende eeuw groeiden de steden. Immigratie was ook toen al aan de orde bleek uit isotopenonderzoek aan opgegraven skeletten. Vlaardingen had in 1246 een jaarmarkt en net als Leiden en Dordrecht eigen stadsrechten.
Mogelijk waren er in Zuid-Holland grafelijke hoven in Leiden, Den Haag, Delft, Gouda, Vlaardingen, Dordrecht, Valkenburg, Pijnacker, ’s-Gravenzande, Wassenaar, Wateringen, Rodenrijs en Overschie. Onderzoek is nodig, besluit Tim de Ridder zijn lezing.

Roosje Peeters vertelde hierna over haar promotieonderzoek naar Hoven in Holland. Ze heeft koningsoorkonden uit 889, 922, 969 en 985 bestudeerd waaruit blijkt dat graven bezittingen ontvingen. In 985 kreeg graaf Dirk II alle land in bezit tussen de rivieren de IJssel en de Lier. Roosje gaf aan dat een hof niet een kasteel hoefde te zijn, maar meer een centrum van exploitatie van een domein. In het Goederenregister van de kerk van Utrecht uit 900 komen landerijen voor uit Maasland, De Lier, Honselersdijk en Monster, die als erfenis zijn overgedragen. In andere documenten worden grondeigenaren genoemd als Van Naaldwijk, Uter Lyere en Van de Wateringe.
Deze eigenaren bezaten veel bezittingen tussen Poeldijk en Vlaardingen. In HISGIS (Historisch Geografisch Informatiesysteem) kan informatie worden gevonden over kadastrale gegevens vanaf 1811. Op de vraag of er hoven waren in het Westland kon mevrouw Peeters duidelijk zijn. In het werk van De Monté ver Loren vond zij dat in 1375 werd verhaald over ‘dat oude hof’ van Albrecht van Wateringen. Al in de tiende eeuw was er bewoning rondom Wateringen en in Monster, maar of er een hof was? Gebieden in De Lier en Zouteveen werden door Floris, graaf van Holland, in 1282 voor eeuwig gegeven aan Jan Persijn. In Maasland verpachtte graaf Floris V in 1272 grond, ‘hoflant’ genoemd. In Loosduinen werd in 1186 een grafelijk huwelijk gesloten aan een hof. In de kaartboeken van de Cisterciënzer vrouwenabdij Leeuwenhorst bij Noordwijk en de Benedictijner abdij in Egmond worden bezittingen in Westland genoemd. Er zal nog verder onderzoek volgen, ook in het Westland!
Roosje Peeters besluit met het verzoek om kennis met haar te delen.
Er waren 125 bezoekers waarvan 11 niet-leden.

Woensdag 11 november vond de webinarlezing ‘Hoveniers van Oranje‘ door dr. Lenneke Berkhout plaats.
In de zeventiende eeuw streefden de prinsen van Oranje in de pasgevormde Republiek der Zeven Provinciën naar aanzien en prestige. Dat kwam ook tot uiting in de aanleg van goed onderhouden tuinen bij hun paleizen en buitenverblijven. Historica Lenneke Berkhout promoveerde in augustus aan de Rijksuniversiteit Groningen op het proefschrift “Hoveniers van Oranje”.
De lezing was toegespitst op het paleis Noordeinde, huis ter Nieuburch in Rijswijk, huis Ten Bosch en Huis Honselaarsdijk. Al deze paleizen kwamen in de zeventiende eeuw in handen van stadhouder Frederik Hendrik, zoon van Willem van Oranje en Louise de Coligny. Frederik Hendrik en later ook zijn kleinzoon Willem III hebben deze paleizen en huizen van fraaie tuinen voorzien, waarvoor zij de beste hoveniers aantrokken. Aanvankelijk waren dit alleen mensen uit de Republiek en de functie ging over van vader op zoon. Zo was vanaf 1622 Gijsbrecht Antonisz van Tooren hovenier van Honselaarsdijk en volgde zijn zoon Anthonie hem op. Bij diens overlijden in 1662 kreeg zijn weduwe de supervisie totdat ze in 1670 vertrok naar het H. Geesthofje in Naaldwijk. Van de familie Verbrugge werkten Cornelis, Jacob en Blasius voor Frederik Hendrik in Honselaarsdijk.
Vanaf 1670 zou het ambt niet meer overgaan van vader op zoon, maar Willem III stelde hoveniers aan op grond van hun persoonlijke kwaliteiten. Concurrentie met Lodewijk XIV, de Zonnekoning, was hiervoor een belangrijke drijfveer. Namen als Jan van der Groen, Jan Padec en Charles de Buisson komen dan in beeld. De laatste kwam uit Frankrijk en introduceerde de techniek van het snoeien van dwergboompjes.
Van de hoveniers van Oranje is veel bekend uit documenten van de Domeinraad. Een hovenier kreeg een aanstellingsakte met instructies. Hij moest een eed afleggen voor de Domeinraad in Den Haag en ‘getrouwheyd en suyveringhe’ zweren. De Oranjes waren goed van betalen. In plaats van de gebruikelijke 250 Carolusguldens betaalden ze er wel 450-800. Hoveniers kregen naast hun jaarloon gratis huisvesting, turf en hout, een rode livrei en vrijstelling van plaatselijke belastingen. Een hovenier had bovendien een goede maatschappelijke positie. Dikwijls werd het ambt gecombineerd met bestuurlijke functies als schepen en gerechtsbode.
Voor de werkzaamheden waren knechten en dagloners nodig. Er waren indrukwekkende parterres, boomgaarden, maar ook moestuinen. Vanaf 1635 mochten geen groenten, kruiden en fruit meer op de markt worden gekocht. Alles voor het hof moest uit de moestuinen komen. Het gebruik van broeibakken voor snellere groei gaf prestige. Honselaarsdijk kreeg in 1680 ook een oranjerie met oranjeboompjes uit Genua en exotische planten via de VOC. Bijzondere taken waren er voor de fontenier-grottier: fonteinen aan de gang houden, de faisantier (pluimveegraaf) en de boswachters en opzichters van het wild.
Dat Honselaarsdijk ‘het Versailles van het noorden’ werd genoemd had niet alleen te maken met de grote schilderijenverzameling van de Oranjes, maar zeker ook met de indrukwekkende tuinen waar veel nieuwe technieken werden geïntroduceerd en internationale kennis werd toegepast door kundige hoveniers.
Van 70 mailadressen is bekend dat werd ingelogd.

Dinsdag 8 december vond de webinarlezing ‘Burgemeester in oorlogstijd‘, door prof. dr. Peter Romijn plaats.
Deze lezing werd enkele malen uitgesteld vanwege coronaperikelen. Bij het webinar voor leden en belangstellenden hebben 52 mailadressen ingelogd.
‘De burgemeester is in normale tijden een schakel tussen het lokaal en nationaal bestuur’, zei Romijn. Het bestuur veranderde in een dwangorganisatie, waarbij de burgemeester uitvoerder van maatregelen van de bezetter werd en tegelijk belangbehartiger was van de burgerij.
Romijn onderscheidde drie fases. Aanvankelijk was er een beleid van geleidelijke aanpassing, dat in augustus 1941 veranderde in nazificatie. Vanaf voorjaar 1944 tot de bevrijding had een verregaande militarisering van het bestuur plaats. Vanuit de rijksoverheid pleitte de hoogste ambtenaar van het ministerie van Binnenlandse Zaken, Karel Frederiks, voor aanblijven omdat vervanging door een NSB’er erger zou zijn. Toen een burgemeester Frederiks vroeg hoe te handelen inzake de Jodenvervolging, luidde het antwoord: ‘Daar is helaas niets aan te doen’.
Op de vraag “Zijn er burgemeesters opgestapt?” antwoordde Romijn dat een derde van alle burgemeesters is vervangen door een NSB’er. Doorgaans gingen de grotere plaatsen naar NSB’ers.
Een voorbeeld van collectief opstappen was de groep van 35 Limburgse burgemeesters, die in 1941 stopten omdat de NSB-commissaris van de Koningin De Marchant et d’Asembourg medewerking aan de nazificatie eiste. De katholieke kerk zorgde voor een sociaal vangnet voor deze burgemeesters.
Romijn benadrukte dat uiteenlopende types NSB-burgemeester werden. Enkele categorieën waren echter oververtegenwoordigd: agrarische bestuurders, oud-Indiëgangers en ambitieuze personen. ‘Zij dachten hun functie te legitimeren met goede bedoelingen en beriepen zich op het christelijk geloof’, zei Romijn.
Na de oorlog volgden zuivering en strafvervolging door de Bijzondere Rechtspleging. Uitgangspunt was de vervanging van ‘foute’ burgemeesters door patriottische mensen. Topambtenaar Frederiks kreeg ongevraagd eervol ontslag. ‘Veel burgemeesters zijn aan de kant gezet’, zei Romijn. Later werd de benadering milder en stond de vraag centraal of deze burgemeester competent was in de wederopbouw.
Veel burgemeesters gebruikten hun keuze voor ‘het geringste kwaad’ als verontschuldiging. Zij hadden gehandeld om erger te voorkomen. Oud-burgemeester Schokking van ‘s-Gravenzande was in Hazerwoude betrokken bij de arrestatie van een Joods gezin maar kon na de oorlog toch burgemeester van Den Haag worden. Pas toen er veel later onrust in de pers ontstond, moest Schokking zijn functie opgeven.
Burgemeesters hebben verschillend gereageerd op dilemma’s waarmee zij werden geconfronteerd. Romijn gaf vier voorbeelden van burgemeesters van antirevolutionairen huize. Bouma van Emmen stapte in 1941 over naar de NSB, Colijn van Alphen aan den Rijn, een broer van de minister-president, was slap en toegeeflijk. Boot van Terborg en Wisch in de Achterhoek deed zijn best om in zijn functie mensen te helpen en Bruins Slot van het Groningse Adorp nam vanaf het begin een principieel standpunt in en schreef zijn ontslagbrief. Topambtenaar Frederiks legde deze echter in een bureaulade. Bruins Slot is vervolgens ondergedoken en leider van de verzetskrant Trouw geworden.

Uitreiking Oud-Westlandprijs 2020

Leo van den Ende is winnaar geworden van de Oud Westlandprijs 2020. Vanwege de coronamaatregelen was het onmogelijk een bijeenkomst te organiseren. Daarom werd de prijs op woensdag 25 november tijdens een webinar symbolisch overhandigd. Op veertig mailadressen werd de uitreiking rechtstreeks gevolgd. Omdat er een opname werd gemaakt, kon men ook later via een link op de website het evenement bekijken.
De voorzitter van de jury dr. Adri van Vliet hield tijdens het webinar een toespraak over de betekenis van het werk van drs. Leo van den Ende. Elders in dit jaarboek vindt u de motivatie van de jury.
Vervolgens hield Van den Ende een korte voordracht over de bewoners van buitenplaats Geerbron. Eerste eigenaar was luitenant-admiraal Antony Pieterson (1658-1722). Deze is begraven in de Nederlands Hervormde Kerk in Monster waar zijn grafmonument nog steeds een prominente plaats inneemt. In 1801 kwam de buitenplaats in handen van de arts en baljuw Gerard Herckenrath. Deze was afkomstig uit Venlo en had in Duisburg medicijnen gestudeerd.
Herckenrath was gehuwd met Alida Millius uit Amsterdam, die familie was van pastoor Gunst van Poeldijk. Vermoedelijk is de familie hierdoor in het Westland beland. Na het overlijden van Gerard bleef zijn vrouw op Geerbron achter met zeven kinderen. De oudste, Maria, trouwde met de Amsterdamse makelaar in granen Jacobus Allebé. Na het overlijden van Maria groeide hun dochter Theresia op bij grootmoeder Alida Milius op Geerbron. Jongste zoon Leon emigreerde naar de Verenigde Staten waar hij zijn vrouw Juliette tegenkwam. De geschiedenis van Leon en Juliette kennen we uit het Boekenweekgeschenk 2020 van Annejet van der Zijl.

Website

In het afgelopen jaar heeft het genootschap de website gemoderniseerd en daaraan een webwinkel toegevoegd voor verkoop van de boeken die onder regie van het genootschap zijn uitgegeven.
De verkoop van de tweede druk van het met de Ithakaprijs bekroonde boek “Buitenplaatsen in het Westland” is daarin aangevangen.

Historisch jaarboek 2020

Op 8 april zou naast een lezing ook het speciale Historisch Jaarboek Westland 2020 worden gepresenteerd. Het jaarboek kwam vroeger in het jaar uit omdat het in zijn geheel gewijd is aan het thema ‘oorlog en bevrijding’. Dit in verband met 75 jaar vrijheid in ons land. Helaas was er de Covid19onvrijheid. Omdat het bestuur toch graag de leden vóór 5 mei het jaarboek wilde aanbieden, werd besloten het te bezorgen. Gelukkig waren er hulpvaardige leden die een handje wilden helpen, waarvoor onze dank.
De redactie bestaat uit Gerda Gunneweg-van Zeijl, Harry Groenewegen, Gustaaf van Gaalen en Leo van den Ende als voorzitter.

Ledenbestand

Op 31 december 2020 bedroeg het aantal leden 590, waaronder twee ereleden. Het ledental is toegenomen met 9 personen ten opzichte van dat van 2019.
32 Personen meldden zich als nieuw lid aan en er waren twaalf opzeggingen.

Daarnaast moesten we door overlijden helaas afscheid nemen van elf leden:

Dhr. J.J. van den Berg, Naaldwijk
Dhr. H. Horlings, Schipluiden
Dhr. H. Breugem, Honselersdijk
Dhr. J. Pol, Naaldwijk
Dhr. J. de Jong, Maasdijk
Dhr. K.H.J. van der Caay, Naaldwijk

Dhr. P. van der Kruk, Nootdorp
Dhr. J. Flikweert, ’s-Gravenzande
Dhr. A. van Duijn, Wassenaar
Dhr. A. Heus, ’s-Gravenzande
Dhr. J.H.M. Zwinkels, Naaldwijk

In het jaarverslag van 2019 ontbreekt bij de overledenen het trouwe lid dhr. A. Vijverberg, Naaldwijk.

Bestuursvergaderingen

Het bestuur heeft negenmaal vergaderd: op 8 januari, 11 maart, 6 mei, 8 juli, 26 augustus, 9 september, 28 september (zoom), 21 oktober (zoom) en 16 november (zoom).
De bestuurssamenstelling is niet gewijzigd:
Jan Maat, voorzitter
Liduin Badoux-Grootscholten, secretaris
Ad Moor, penningmeester
Harry Groenewegen, redactie jaarboek
Frank de Klerk, communicatie en pr, info@oudwestland.nl

Aad Vermeer, ledenadministratie

Social media en website:
Arco Keijzer, websitebeheerder
Michel Kox, websitebouw
Kevin de Kok, social media
Jan Peter Diepersloot, social media en beheerder webwinkel

Boekencommissie:
Martha Vollering, Harry Groenewegen en Frank de Klerk

Jaarverslag 2020