Kasteel Polanen is interessant stukje Monsterse geschiedenis

`Een groep archeologen van de Westlandse Studiegroep ‘ Oudheidkundig Bodemonderzoek’ en de werkgroep Oud Monster hebben aan de Madeweg in Monster een van de belangrijkste kastelen blootgelegd, die ooit in het Westland hebben gestaan. Daarmee is een interessant stukje Monsterse geschiedenis boven water gekomen.

In de omgeving van het terrein zijn graafmachines bezig de grond tot een diepte van vijf meter uit te graven ten bate van het stichten van tuinbouwbedrijven. In de laatste maanden die nog resten voordat de machines bij de fundamenten zijn aangeland, hopen de onderzoekers nog zoveel mogelijk gegevens over dit Huis Polanen te verzamelen’, aldus een journalist in de Westlandsche Courant van 20 juni 1981.

Zo begon Dr. Adri van Vliet op 11 oktober 2022 zijn lezing over de opgraving van kasteel van Polanen. Van Vliet was destijds zelf actief betrokken bij de opgraving en kon uit eigen ervaring vertellen. Drijvende kracht achter de opgraving was echter de bekende Westlandse amateur-archeoloog Michiel van Adrichem. Hij zorgde dat de gemeente Monster een bescheiden budget beschikbaar stelde voor een graafmachine om de bovenlaag van de grond te verwijderen.

Toren

De naam Polanen duikt in 1295 voor het eerst op in een officiële acte, toen ‘dat goet van Polanen metten woninghe’ aan Philips van Duvenvoorde werd geschonken. Polanen was een hoger gelegen moerasgebied tussen de Westmade- en de Poeldijkseweg. Jan van Polanen breidde het ambtsgebied uit tot een groot complex van 170 hectare in Monster en Poeldijk. Hij werd in 1342 begraven in de Grote Kerk in Breda, waar hij ook veel bezit had verworven. In 1345 kreeg Philips I van Polanen het gebied in leen. Opgravingen geven enig inzicht in hoe Polanen eruit zag. De toren van het kasteel was roodgeverfd, hetgeen een statusverhogende indruk wekte. Het kasteel lag op een klein eiland met toegangsbrug.

Tijdens de Hoekse en Kabeljouwse twisten kwam het huis Polanen tegenover de Hollandse graaf Willem V te staan. Deze organiseerde vanaf het Binnenhof in Den Haag veldtochten tegen zijn tegenstanders. Hij stuurde een grote stormram, trol genoemd, naar het Westland. Onderweg werd eerst kasteel Rosenburgh vernietigd. Daarna begon op 9 juli 1351 het beleg van Polanen. Met een blijde werden grote stenen tegen de muren van het kasteel geschoten. Binnen een maand gaven de verdedigers van Polanen zich over.

Het kasteel werd met de grond gelijk gemaakt. Meester Hughen uit Delft haalde de stenen ‘kogels’ na afloop uit de gracht zodat deze opnieuw konden worden gebruikt. Waarschijnlijk is het kasteel herbouwd want in het archief lezen wij dat Polanen in 1394 opnieuw is vernietigd. Later vindt er verzoening met de graaf van Holland plaats maar dit leidt niet meer tot herbouw van slot.

Gemobiliseerde militairen

Het zal tot in de twintigste eeuw duren eer er archeologisch onderzoek naar het kasteel van Polanen wordt gedaan. De bekende hoogleraar Holwerda voert in 1936 enkele verkenningen uit. In 1940 ging professor J. Renaud aan de slag met enkele in Monster gemobiliseerde militairen. Hij vond een stukje van de toren en resten van kleine kruiken en nappen. Toen begin jaren tachtig het gebied Polanen voor de tuinbouw werd gereconstrueerd, ging de Westlandse Studiegroep Oudheidkundig Bodemonderzoek aan de slag.

Na het weghalen van het gras werden sleuven gegraven. Door grondboringen werd rood puin aangetroffen. Het was meteen raak. De archeologen zaten direct op het fundament van de toren van Polanen. Het donjon mat precies 42 bij 29 meter. In de zuidelijke sleuf werd een tweede eiland aangetroffen.

Waterput

Uit het onderzoek kwam naar voren dat er vier fases zijn te onderscheiden in de bouwgeschiedenis van Polanen. De eerste fase was in de periode voor de verwoesting in 1351, de volgende periode tot de tweede verwoesting 1394. De derde periode loopt vanaf 1400 tot einde 16de eeuw en de laatste periode eindigt in de 19de eeuw als de laatste resten van een boerderij worden afgebroken. Adri van Vliet heeft tijdens de opgraving persoonlijk een waterput leeggehaald en daarin een kan naar boven gehaald, die zich nu in het Westlands Museum bevindt. ,,Er zijn kratten vol aardewerk naar boven gehaald uit de grachten’’, zei van Vliet. ,,De mooiste spullen zijn bij de toren gevonden.’’     

Bedrijfsbezoek Bas van Buuren Substrates: Van stro en diervoeder naar substraat

Ruim vijftig leden van het Genootschap Oud Westland brachten op 14 september een bezoek aan Bas van Buuren Substrates. Hoewel de familie Van Buuren uit Maasland stamt, is het bedrijf sinds de gemeentelijke herindeling aan de Westlandse kant van de Coldenhovelaan gevestigd. De laan is tegelijk de gemeentegrens.

 “In het begin heb ik daarover gemopperd’’, zei oud-eigenaar Mart van Buuren, “maar bij de uitbreiding van ons bedrijf heb ik gemerkt dat bouw- en woningtoezicht in Westland professioneler is. Wij hebben altijd kunnen doen wat in realiteit gewenst is.’’

Bas van Buuren bestaat inmiddels 114 jaar. Opa Maarten startte in 1908 in Maasland een handel in stro, fourage en diervoeder.  De tweede generatie van vier broers hebben tot 1947 meegedaan totdat Bas van Buuren (1912-2014) samen met zijn met broer Mart aan het roer kwam te staan. Aanvankelijk haalde Bas van Buuren zijn grondstoffen bij de boeren op Rozenburg maar dat veranderde door de industrialisatie en de komst van de glastuinbouw. “Hij kreeg het idee om de substraat in te gaan’’, zei zoon Maarten van Buuren “en dat was een wijze gedachte. In 1963 zijn wij als laatste van de bestaande bedrijven in de potgrond gegaan.’’

Stank

In 1957 vestigde Bas van Buuren zich aan de Koningin Julianaweg op de grens van Maasland en Maassluis. Dat leverde problemen op met de buurt. ,”Wij werkten in die tijd met stalmest, gemengd met turf en kippenmest. Naast ons lag een café en de caféhouder zei: stop eens met die stank, mijn klanten lopen weg.’’

In 1977 ging Bas van Buuren met pensioen en zoon Mart nam de zaak over. Al snel kwam de burgemeester van Maasland langs met de mededeling: ‘’je wordt te groot hier’’. Hij gaf de tip dat er aan de Coldenhovelaan grond vrijkwam. “Dat was een goede tip’’, zei Mart van Buuren. “Ik kocht eerst een hectare met een optie van uitbreiding. Nu beschikken wij over acht hectare. Aanvankelijk lag de grond nog in de open lucht maar dat was geen ideale situatie bij vorst. Er werden zo snel mogelijk loodsen gebouwd.’’

”In 1980 kwamen de eerste orders uit België, Engeland en Frankrijk. Dat transport naar Engeland ging per schip vanuit de haven van Maassluis. In 1994 volgde de eerste uitbreiding met het bedrijf Euroven in Grubbenvorst. Er volgde tot 2016 nog een reeks overnames in Nederland maar ook in Duitsland en Zweden. De meeste grondstoffen komen uit Finland en wij wilden een grondstoffengarantie. Daarom stuurden wij aan op lange termijnafspraken met een Zweedse partner. De Finnen wilden op hun beurt meer marktaandeel krijgen. De kinderen hebben niet de belangstelling in het bedrijf zoals ik die heb. Wij hebben toen de bedrijven in elkaar geschoven met uitzondering van het onroerend goed.’’  

Finland

Het resultaat is een bedrijf met 670 medewerkers dat wereldwijd in honderd landen levert. Er zijn veertien productielocaties. Tijdens de rondleiding door de kolossale loodsen kregen de leden van het Genootschap een indruk van geautomatiseerde productieproces. ”Het is veel productie maken met weinig mensen en een hoge graad van automatisering’’, zegt bedrijfsleider Jaap. “De sales-planning bepaalt wat er hier binnen moet komen. Je kunt beter vol liggen dan dat je te weinig hebt.’’

Vlakbij de loodsen ligt het bedrijf en museum Tekno met miniaturen van vrachtwagens. Mart van Buuren vertelde hoe zijn chauffeurs terugkwamen uit Denemarken met miniaturen van vrachtwagens. Hij ging zelf ook verzamelen en raakte betrokken bij het bedrijf. Het ontwerp van de miniaturen vindt in Nederland plaats. De productie zit in Tsjechië en China. Het museum telt duizenden modellen. 

De aanwezige leden van het Genootschap maakten graag gebruik van de versnaperingen, die genereus door Mart van Buuren werden aangeboden.

Uitreiking Historisch Jaarboek 2022

Op 3 september 2022 werd het 35-ste Historische Jaarboek overhandigd aan Barend Rombout, wethouder Zorg en welzijn, Cultuur, Volkshuisvesting en Dienstverlening van gemeente Westland door Leo van den Ende, voorzitter van de publicatie commissie van het Genootschap Oud-Westland. Bij de bijeenkomst, die werd gehouden in de Domkerk van De Lier waren ca 95 mensen aanwezig.

Jan den Hoed van het museum De Timmerwerf in de Lier hield een lezing over de Timmerwerf voortbordurend op het hoofdstuk dat in het Historisch Jaarboek is opgenomen

De timmerwerf in De Lier is sinds 1642 zonder onderbreking tot 1995 in gebruik geweest. De geschiedenis van de bebouwing gaat nog verder terug. Voor het gebruik als timmerwerf woonde een van de priesters van de Domkerk op deze plek.

Leien huis

Jan den Hoed sprak tijdens zijn lezing over de talloze vondsten, die na de overdracht aan het museum een nieuw licht hebben geworpen op de werkplaats. Het begon al in 1997 met graafwerkzaamheden voor de riolering toen op 80 centimeter diepte een heel pakket leisteen werd aangetroffen. Het was een zichtbaar bewijs voor de aanwezigheid van het zogenoemde leien huis op de plaats van de huidige timmerwerkplaats. Het leien huis was het woonhuis van de priester van de kerk.

Bij de bouw van de timmerwerf in de 17de eeuw zijn ook de fundering en delen van de muur intact gebleven. Het was echter moeilijk onderzoek te doen omdat in dat geval een grote werkbank en een betonnen vloer zouden moeten worden verwijderd. Twee jaar geleden boden twee professoren uit Delft uitkomst. Zij hadden in Italië al ervaring met grondradar opgedaan en reageerden enthousiast om de bodem onder de timmerwerf te onderzoeken. De beelden onder de vloer toonden inderdaad sporen van bebouwing maar waren niet altijd even duidelijk.

Watermolens

Uit literatuur bleek dat een timmerman uit Lisse het onderhoud aan 18 watermolens in de directe omgeving deed. Dat maakte het interessant om te onderzoeken of de Timmerwerf ook werkzaamheden aan molens heeft verricht. De laatste timmerman in De Lier, Kees Koene heeft geen administratie overgedragen waaruit de link tussen de vele molens rond De Lier en de timmerwerf niet op papier is aangetoond.

Dat veranderde echter door onderzoek in het archief van het polderbestuur, dat de oude administratie bewaard heeft. Uit de boekhouding blijkt dat iedere twaalf jaar onderdelen zoals de staven van de molenschijf van de Groeneveldse molen werden vervangen. Aangezien een molenstaaf het dagloon van een timmerman kostte en dus erg duur was, werd deze vier keer hergebruikt door hem te keren. Iedere molen had zijn eigen mallen om staven van te maken. Van deze mallen zijn er diverse in de werkplaats teruggevonden.

Ton Immerzeel neemt afscheid van Westlands Museum

Conservator Ton Immerzeel verlaat na 33 jaar het Westlands Museum. Hij gaat met pensioen en zal het museum van gepaste afstand blijven volgen. Vanwege zijn vertrek vond op 4 juni een symposium plaats in het de Hooiberg van het museum. Sprekers waren de historici Jacques Moerman uit Schipluiden en Gerrit Verhoeven uit Delft.

Ton, als historicus opgeleid aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, heeft zich verdienstelijk gemaakt door zijn zeer brede belangstelling en wel voor monumenten, archeologie, geschiedenis, kunst, fotografie.  Hij beschikt over grote kennis op het gebied van de lokale en vaderlandse historie. Zijn artikelen, tentoonstellingen en bijdrage aan boeken getuigen van een grote kennis, het zien van verbanden en met veel oog voor saillante details. Daarbij dient opgemerkt te worden, dat de vele door hem gemaakte tentoonstellingen door hem zelf zijn ontwikkeld zijn zonder een opleiding daarvoor. 

,,Ton Immerzeel heeft belangstelling voor archeologie, historisch onderzoek, beeldmateriaal en de verhouding naar het heden’’, begon Jacques Moerman zijn bijdrage over kasteel Keenenburg in Schipluiden. Op de plaats van dit kasteel hebben de laatste decennia talloze archeologische opgravingen plaats gevonden. Zoals bekend heeft Ton Immerzeel het doctoraal bijvak archeologie gevolgd en heeft de archeologie altijd zijn belangstelling behouden.

In de middeleeuwen woonden er drie adellijke geslachten op Keenenburg: Van Dorp, De Blote en Van Egmond. Philip van Dorp was getrouwd met een bastaarddochter van graaf Willem VI en bekleedde het ambt van schout van Delft. Van Philips de Blote, die het kasteel vanaf 1411 pachtte, sloopte een deel van het oude kasteel. Op de vrijgekomen ruimte bouwde hij een nieuw omvangrijk kasteel met hoofdburcht.

Fundamenten

Moerman illustreerde met lichtbeelden de omvang van het kasteel aan de hand van de opgraven fundamenten. De lengte van het kasteel bedroeg 120 meter. De eigenaar van de grond, een tuinder toevallig ook Van Dorp geheten, vond in 1966 de eerste stenen. Hij verkocht de aangetroffen kloostermoppen. Later werden de opgravingen professioneel ter hand genomen door de bekende archeoloog Eppo Bult.

Na het geslacht De Blote kwam Keenenburg in 1460 door een huwelijk in handen van de Van Egmonds. Een van de meest vooraanstaande Van Egmonds is Otto van Egmond (1522-1586). Hij riep vanuit zijn positie als Hollandse edele Willem van Oranje in 1572 op om de opstand tegen Spanje te komen leiden. In 1576 ondertekende hij mede namens de staten van Holland de pacificatie van Gent. Na de moord op Willem van Oranje was hij dagelijks aanwezig in de Prinsenhof en leidde hij een groep edelen bij de begrafenis van Willem van Oranje in Delft. Zijn zoon Jacob maakte een indrukwekkende militaire carrière en volgde zijn vader op in de staten van Holland. Hij bewaakte het geld van de staten. In de loop der eeuwen raakte kasteel Keenenburg in verval en werd in 1798 gesloopt. Het toegangshek bleef staan maar werd in de vorige eeuw verplaatst naar Villa Sonnenburch in Wassenaar.

Machtige vrouwen

Gerrit Verhoeven, oud archivaris van Delft, hield een lezing over machtige vrouwen in de 13de eeuw. Die vrouwen waren Machteld, de weduwe van graaf Floris IV, die in 1246 stedenrecht verleende aan haar woonplaats ’s-Gravenzande, haar dochter Aleid, die Schiedam stadsrechten gaf en Ricardis, de zus van graaf Floris en schoonzus van Machteld. Deze gravin Machteld was 24 jaar weduwe en ontwikkelde zich tot een dame van statuur, die haar stempel op de regio drukte.

De opkomst van Schiedam is een ander verhaal. De stad ligt aan de monding van de rivier de Schie en Aleid wist gedaan te krijgen dat Floris V de stad vrijstelling van tol verleende. Vervolgens regelde zij zelfstandig stadsrechten.  De schoonzus van Machteld, Ricardis zorgde in Delft voor de bouw van het klooster Conincksvelt, dat werd bediend door de Norbertijnen van Mariënweerd in de Betuwe. Zij werd er na haar leven ook begraven. De reformatie bracht de afbraak van dit klooster.

DFG bedrijfsbezoek — ,,De room van de arbeid is minder dan het schuim van de handel’’

Jaap van Duijn leerde het thuis al jong van zijn vader: ,,De room van de arbeid is minder dan het schuim van de handel’’.  Het was het begin van een succesvol leven in de bloemenhandel, waarvan Van Duijn op 55 jarige leeftijd afscheid kon nemen. Van Duijn vertelde dinsdagmorgen 24 mei met smaak over het bedrijf tijdens een bezoek door ruim 40 leden van het Genootschap Oud Westland aan de Dutch Flower Group in Honselersdijk.

Vader Van Duijn zat in het bestuur van de Coöperatieve Centrale Westlandse Snijbloemenvereniging en volgde de marktontwikkeling op de voet. ,,In 1968 kwam de supermarkt als afzetkanaal op en mijn vader zag dat. Hij ging zich speciaal op een aantal cash en carry supermarkten in Delft richten’’, zei Van Duijn ,,Mijn vader kocht de planten in Aalsmeer en de bloemen in Naaldwijk. Wij zijn  altijd in de supermarkt blijven geloven. Er bestaat wel altijd de onzekerheid om je verkooppunt kwijt te raken aan een concurrent, die er € 25 meer voor biedt. Daarom is de Van Duijngroep begonnen met eigen winkels waarvan de eerste in Bergen op Zoom kwam. Het hoofdkantoor was in Oosterhout gevestigd.’’

Groot kopen doet verkopen

In die tijd zette de Van Duijngroep ook achttien winkels op in Frankrijk. In Duitsland bleef het beperkt tot drie winkels, die wegens gebrek aan succes snel weer dicht gingen. Elke dag ging er een rit naar de diverse filialen. De formule bestond uit scherpe aanbiedingen zoals een bos chrysanten voor € 2,95. Ze werden per honderd bossen tegelijk in de aanbieding gedaan. Groot kopen, doet verkopen. Er ontstond behoefte aan boeketten en wij zetten in het Westland een boekettenlijn op om centraal te produceren. Toen Coöp Zwitserland die boeketten ook wilde, zetten wij een tweede lijn op en daarna nog een lijn voor Marks & Spencer. Er had een uitbreiding van de boekettenlijn in Engeland plaats. Wij hebben ons altijd breed opgesteld met veel aanbod.’’

In 1994 breidde de Van Duijngroep uit met Hamiplant van Hans Zwemstra en Michel Vijverberg gevolgd door een grote fusie met OZ van de familie Van Zijverden uit Aalsmeer.  De Dutch Flower Group was geboren. ,,Veilingdirecteur Jacques Teelen heeft toen nog bemiddeld’’, zei Jaap van Duijn wijzend naar Teelen, die in de zaal zat.  ,,Veel fusies mislukken maar deze werd een succes. Wij gingen in ruim twintig jaar van een omzet van € 400 miljoen naar € 2,2 miljard. Beide bedrijven hadden slechts twee klanten dubbel. De overige waren complementair.’’

De voordelen waren groot.  Er kon voortaan worden gewinkeld bij twee banken: Rabo en ABN AMRO. De lease van auto’s en de kredietverzekering kon centraal worden geregeld. Vanwege het grote aantal buitenlandse klanten was een kredietverzekering met een limiet nuttig. ,,De afdelingen binnen de DFG zijn autonoom in hun handelsbeslissingen’’ zei Van Duijn, ,,maar er geldt wel de afspraak om elkaars klanten niet te kannibaliseren.’’

Tradepark

In 2001 had de oversteek vanuit het veilinggebouw naar het Tradepark plaats. Door de nieuwbouw van een logistieke ruimte met een schil van kantoren erom heen, namen de kosten af van 6 naar 4%. Door een snelle afschrijving van de transport binnen een periode van vijf jaar kon er een efficiencyvoordeel op de concurrentie ontstaan. ,,Wij hebben nu een mooi schoon gebouw, waarin geen auto’s naar binnen rijden en waar onze klanten zich goed voelen.’’

De fusie bood ook voor Van Duijn persoonlijk voordelen. ,,Ik was van plan om met 55 jaar op te stappen en de jongens Van Zijverden waren zo’n vijftien jaar jonger’’, zei van Duijn. ,,Ik was blij dat zij als directie in het nieuwe bedrijf wilden. Ik kon in 2002 met 55 jaar opstappen en kreeg een speldje van Kees Mostert. Dat draag ik regelmatig maar vandaag ben ik het vergeten. Het bedrijf is gebaseerd op twee families, die nog steeds aandeelhouder zijn. De directie is echter aangevuld met buitenstaanders. Daar zijn wij positief over en het bedrijf kan nog steeds groeien.

Een van de ‘buitenstaanders’,  commercieel directeur Richard Koenen gaf zijn visie op de huidige marktsituatie:  ,,De consolidatie zet hard door en de productie in Nederland wordt steeds minder en de import neemt toe. Daar moeten wij ons meer op richten. Er zijn geen slechte bloemen meer. Daar kun je je niet meer mee onderscheiden dus wij richten ons op de markt. Het bedrijf telt inmiddels 3500 medewerkers en opereert wereldwijd. Laatste uitdaging is de Oekraïne-crisis. Denk aan de export en de gasprijs. Wij spreken de kwekers en die maken zich allemaal zorgen. Het is moeilijk te voorspellen hoe het zich gaat ontwikkelen.’’ Na de woorden van Koenen gaven vier medewerkers van DFG in groepen van twaalf een rondleiding door het bedrijf, die een goede indruk gaf van het complexe logistieke proces.