Wat aten en dronken onze voorouders? Wij leerden vroeger op school dat de Germanen bier dronken en dobbelden, zelfs om hun vrouwen. Biologe en archeobotaniste dr. Laura Kooistra sprak tijdens een lezing voor het Genootschap Oud Westland niet over het dobbelen maar relativeerde het bierdrinken. ,,Dat bierdrinken vroeger in plaats van water kan helemaal niet want bier bevat alcohol en daardoor droogt het lichaam uit’’, zei Kooistra.
De titel van de lezing luidde: ‘Van oerrund tot kardoen. Verhalen achter maaltijden uit ons verleden’. ,,Ik kan eindeloos vertellen over voedsel’’, zei Kooistra. Samen met andere experts schreef zij een boek over voeding vanaf de vroegste tijden tot het begin van het stedelijk leven in de dertiende eeuw. Bij het oerrund kunnen wij ons een voorstelling maken maar de groente kardoen is veel minder bekend.
Kooistra gaf uitleg aan de hand van een schilderij uit 1553 van Pieter van Aertsen in museum Booijmans van Beuningen in Rotterdam. De titel van het schilderij luidt: ‘Christus op bezoek bij Maria’. Het is geschilderd in een 16de -eeuwse setting. Op het schilderij is een schaal met kardoen te zien, een zusje van de artisjok en normaal voedsel in de tijd. Het oerrund werd al in het late mesolithicum rond 5000 v. chr. in de tijd van de verzamelaars en jagers gegeten.
Botten
In het dal van de Tjonger in Friesland zijn opgravingen gedaan en resten uit de vroegste tijden aangetroffen. De archeologen vonden tussen de botten van de oerrunderen vuurstenen. Op deze botten zijn minuscule krasjes van vuurstenen gevonden, die werden gebruikt om het vlees van de botten te schrappen. Die praktijk duidt erop dat de dieren ter plekke zijn geslacht. Alles van het dier werd gebruikt zelfs de onderpoten, waarvan het vloeibare merg werd gedronken.
Het Nederlandse kustgebied waaronder het Westland was aanvankelijk een zandgebied met eiken en berken. Dat veranderde toen de zeespiegel begon te stijgen ten gevolge van het smelten van het landijs. Tijdens de warmere periode migreerden er nieuwe planten naar onze streken, waardoor het kustgebied veranderde in een voedselrijk moeras. De verzamelaars en jagers aten in die tijd volgens de seizoenkalender, die veel variatie vertoonde. Op het menu stonden onder andere koekjes van wortelstukken, vis en ook wild zwijn.
Stew
Dat veranderde rond 5000 voor Chr. toen de landbouwers op vaste plekken gingen wonen. Aanvankelijk op open plekken in het bos en later in een coulissen-landschap. Het vee kwam op stal te staan en voedsel werd opgeslagen in schuurtjes. Visserij en jacht werden van minder belang. Een voorbeeld van een nederzetting uit deze tijd is Schipluiden. Het voedsel bestond doorgaans uit stew, bereid in stoofpotten. De samenstelling van dit voedsel is onderzocht door aangekoekte resten chemisch te onderzoeken. Daaruit bleek dat deze maaltijden vaak vegetarisch waren.
Met de komst van de Romeinen in Zuid-Nederland veranderden ook de eetgewoonten. Er kwamen moestuinen, waarin groenten werden verbouwd. Brood en wijn maakten hun intocht en het vlees werd op verschillende wijzen bereid bijvoorbeeld door het te roosteren. De elite had eigen eetkamers, waarin het personeel geen toegang had. Het was een nieuwe ontwikkeling. Voorheen werd altijd gezamenlijk gegeten.
Stadsboerderijen
In de middeleeuwen ontstond stedelijk leven. Aanvankelijk werden aan bederf onderhevige producten nog binnen de muren op stadsboerderijen verbouwd. Later verplaatste deze landbouw zich naar de directe omgeving van de stad. Uit andere delen van Nederland en in het buitenland werden houdbare producten aangevoerd. Specerijen, koffie en thee werden op grotere afstanden aangevoerd. Het luxe-vlees werd in een vleeshal verhandeld en de goedkopere delen van het dier daarbuiten op straat.