Excursie naar kasteel Doorwerth op 31 mei 2025

Klokslag half negen vertrokken negenenveertig liefhebbers van natuur en historie met de bus naar kasteel Doorwerth in Gelderland. De reis verliep rustig. Na anderhalf uur rijden hadden we de plaats van bestemming al bereikt. Op de binnenplaats van het kasteel werden we meteen verrast door de aanwezigheid van een zeer oude acacia. Deze boom was in 1678 gepland ter ere van de vredesonderhandelingen te Nijmegen en had de tand des tijds redelijk doorstaan.

Na koffie/thee met gebak genuttigd te hebben werd de groep verdeeld over drie gidsen. Door hen werden we ingewijd in de geschiedenis en de gebruiken van het kasteel. Zo kregen we te horen dat de voormalige bewoners de gewoonte hadden hun gasten in de bedkamer te ontvangen. Het bed immers werd in die tijd gezien als een pronkstuk. Gelukkig was het kasteel al van oudsher voorzien van een wc. Het vervelende was wel dat deze in verbinding stond met de buitenlucht. Hierdoor voelde het zitvlak met name in de water erg koud aan. Een lid van het personeel was daarom aangewezen om de bril van tevoren te verwarmen door er een tijdje op te zitten. Hij kreeg spoedig de naam ‘de voorzitter’.

Een rijk gevulde lunch in het Koetshuis gaf ons weer voldoende energie voor het middaggedeelte. Iedereen kon zelf bepalen welke invulling hij hieraan wilde geven. Sommigen besloten de boomgaard en de moestuin die rond het kasteel aangelegd waren, te bezoeken. Anderen daarentegen kozen voor een wandelroute van vijf kilometer door het heuvel -en waterlandschap.

Rond halfvier waren de meeste deelnemers terug te vinden op het terras van het Kasteelcafé. Nog heerlijk genietend van de zon en een drankje werd door ieder met voldoening teruggekeken op deze dag. Her en der klonken al geluiden over volgend jaar.

Kortom, ook dit jaar heeft de samenwerking tussen Groei & Bloei Westland en het Genootschap Oud- Westland geresulteerd in een geslaagd evenement.

Excursie naar het Agnetapark te Delft op 17 mei 2025

Een jaar geleden had Jan van der Mast ons in de vorm van een lezing kennis laten maken met het bewogen leven van Jacques en Agneta van Marken. En nu op deze zonnige zaterdagochtend ging hij op locatie nog dieper in op het wel en wee van dit bijzondere echtpaar.

Rond 10.00 uur hadden 45 deelnemers zich verzameld in het Stads-Koffyhuis te Delft, waar ze getrakteerd werden op een kop thee/koffie met kruitkoek. Aldaar begon Jan van der Mast ook zijn rondleiding. Hij vertelde onder meer dat dit echtpaar Delft wakker geschud heeft door het stichten van twee ondernemingen én door het invoeren van talloze sociale hervormingen.

Na deze introductie leidde hij ons naar de stadstuin die toebehoort aan de eigenaar van het huis gelegen aan de Phoenixstraat 52. In deze woning en dat van nummer 54 hadden de van Markens een tijd lang gewoond. Deze tuin vond Jan van der Mast de juiste locatie om drie gedichten voor te dragen waarmee Jacques Agneta wist te overtuigen om met hem te trouwen. Naast deze tuin valt nog steeds te bewonderen de parfumfabriek Maison Neuve die in 1873 gebouwd werd. Deze onderneming stond op naam van Jacques, maar werd geheel bestierd door Agneta. Haar parfum bleek redelijk succesvol te zijn.

Na deze bezichtiging werden we geleid naar  en door het Agnetapark. Op diverse plekken werden we ingewijd in de historie van dit park en zijn bewoners waaronder Jacques en Agneta zelf. In feite was dit park, vallend onder het Hof van Delft, een dorp op zich zelf. Het was nagenoeg zelfvoorzienend en de inwoners werden verzorgd van de wieg tot het graf. De huisvesting was voor die tijd ook bijzonder. Elk huis had een halletje voor de schoenen en de jassen en de ouders hadden een eigen slaapkamer. Daarnaast stond hygiëne hoog in het vaandel. De inwoners kregen een eigen naam Ze werden parkianen genoemd. Wanneer een meisje van buitenaf ging trouwen met iemand van het park zelf dan werd een inwijdingsritueel uitgevoerd. Ze werd ter verwelkoming in de vijver gegooid. Het huis waar Jacques en Agneta gewoond hebben, is niet meer te bezichtigen. Nu is daar slechts een buste van Jacques en Agneta te zien. Frappant is wel dat het beeld van Agneta pas vele jaren later na Jacques geplaatst werd.

Terugkijkend was het een mooie en leerzame excursie vooral door de wijze waarop Jan van der Mast het verhaal wist over te brengen en uit te beelden.

 

Pro en contra NSB in één familie

NSB en verzet kan een familie verscheuren. Dat bewijst de geschiedenis van het gezin van de Haagse limonadefabrikant Johan Blom. Vader en moeder en zeven kinderen kozen in de jaren dertig voor de NSB. Oudste zoon Jan Blom werd lid van de verzetsgroep van artillerieofficieren De Duif.

Kleinzoon Onno Blom hield op 13 november een lezing over zijn boek Oorlogsduif, een waarheidsgetrouwe reconstructie van het leven van zijn grootvader voor, tijdens en na de oorlog. Zijn vader, de bekende historicus en oud-directeur van het NIOD, Hans Blom woonde de lezing eveneens bij. ,,Wij zijn een hechte familie’’, zei Onno Blom. ,,Iedere donderdag komen wij bij onze ouders in Leiden bij elkaar om samen te eten en persoonlijke zaken te bespreken. Ik ben opgegroeid in een huis vol boeken en er was geen fijnere plek in huis dan de studeerkamer van mijn vader.’’

Kistje grootvader

In die studeerkamer deed de jonge Onno een bijzondere ontdekking. Hij vond een kistje met spullen en documenten, die betrekking hadden op zijn grootvader Jan Blom, een Leidse natuurkundige. Onno heeft zijn grootvader nauwelijks gekend. Hij overleed toen zijn kleinzoon vijf jaar oud was. In het kistje vond Onno een persoonsbewijs met de handtekening van Prins Bernard, waaruit blijkt dat Jan Blom lid was van diens staf. In het kistje lag echter ook een ander persoonsbewijs met de foto van opa Jan maar met de naam P. de Bruin, boekhouder van een zuivelfabriek, Sneek 8 november 1943.

,,Dit kistje integreerde mij enorm’’, zei Onno Blom. ,,Het was een vervalst persoonsbewijs gemaakt door het verzet. De rest van de familie bestond echter uit vurige aanhangers van de NSB. Mijn overgrootvader was penningmeester van de groep Regentessekwartier in Den Haag  en mijn oudtantes zaten bij de jeugdstorm. Het was een enorm gezellig en leuk gezin. Toch is het contact in de oorlog verbroken. Mijn grootvader heeft zijn vader een brief geschreven dat zijn familie zich met de vijand had verbonden’’.

Zeepfabriek De Duif

Onno Blom, die promoveerde op de biografie van Jan Wolkers, besloot het verhaal van zijn grootvader op te schrijven. ,,Ik zag het portret als goed middel om dichter bij het leven van iemand te komen. Ik weet veel van beroemde mensen maar niet van mijn eigen familie. Ik wilde het boek zelf schrijven. Als ik het aan mijn vader zou overlaten, zou het boek twaalf delen tellen en in omvang de boeken van Lou de Jong overtreffen.’’

In meidagen van 1940 lag Jan Blom gelegerd in zeepfabriek De Duif in het Utrechtse Den Dolder. De kanonnen waren opgesteld maar de aanval op de Grebbeberg was 15 kilometer naar het zuiden. Uiteindelijk werd er door de artilleristen van De Duif geen schot gelost. Na de Nederlandse capitulatie bleef het in de eerste oorlogsjaren relatief rustig. Pas in 1943 kwam de oproep voor Nederlandse officieren om in krijgsgevangenschap te gaan. De leider van de groep Philip Pander uit Den Haag riep toen alle gemobiliseerde artilleristen op zich aan te sluiten bij het verzet in Friesland, waar grootvader Jan de bevrijding meemaakte.

Westerbork

Voor de foute kant van de familie was de bevrijding een hard gelag. Overgrootvader Johan en zijn vrouw werden in kamp Westerbork opgesloten. Door de onhygiënische omstandigheden in het kamp kwam de overgrootvader te overlijden. Zijn zoon kon toen zijn moeder in het kamp ophalen en nam haar in zijn huis in Leiden op. Na de oorlog brak er een moeilijke tijd aan voor de ‘foute’ kant van de familie. Na het uitzitten van hun straffen, was solliciteren vaak moeilijk. ,,Mijn grootvader adviseerde het NSB-verleden een keer te zeggen en er daarna over te zwijgen.’’

Zelf had Onno Blom bij het schrijven van het boek het gevoel van dansen op een vulkaan. ,,De grond barst niet maar is heet onder je voeten’’, zei Blom. ,,Mijn oudtantes gaven toestemming voor inzage in hun strafdossiers. Ik sprak vrijuit met hen maar vermeed sommige onderwerpen. De familie handelde in eigen ogen uit vaderlandsliefde. Een van mijn oudtantes was altijd vrolijk maar daar ging iets onder schuil. Deze tante was blij dat zij dood zou zijn als het boek verscheen. Zij is anderhalf jaar voor het verschijnen van het boek overleden.’’

Willem van Oranje middelpunt op 90 jarig jubileum GOW

De naam Genootschap heeft iets mystieks. Het doet denken aan heren, die in dikke sigarenrook over het geheimzinnige zaken spreken. Dat beeld klopt volgens voorzitter Jan Maat van het Genootschap Oud Westland van geen kanten. De viering van het 90 jarig bestaan van het Genootschap op 25 januari toonde aan dat het Genootschap midden in de Westlandse samenleving staat.

Bijna 250 leden en andere belangstellenden waren naar de feestelijk versierde Oude Kerk aan het Wilhelminaplein in Naaldwijk gekomen om het jubileum te vieren. In een voordacht blikte bestuurslid Harry Groenewegen terug op de 90-jarige geschiedenis van het GOW. Daarna hield de bekende literatuurhistoricus René van Stipriaan een lezing over Willem van Oranje en zijn lijntjes naar het Westland.

Notabelen

Het beeld van het Genootschap als een club van notabelen geldt nog wel voor de oprichtingstijd.  ,,De eerste voorzitter was burgemeester Th. Elsen van Naaldwijk’’, vertelde Harry Groenewegen. ,,De directeur van het postkantoor A van de Marel was secretaris en Ph. Klapwijk van de Boerenleenbank penningmeester’’. In de begintijd was er sterke band tussen het Genootschap en het Westlands museum. De bekende archeoloog professor Holwerda deed in die tijd opgravingen aan de Hoogwerf en vond een bronzen hand van een beeld uit de Romeinse tijd.

Na 1975 tot zijn dood in 1986 was Chiel van Adrichem een beeldbepalende persoon in het Genootschap. In die tijd werd het befaamde kaartboek van het Westland uitgegeven. Vijftien jaar geleden werd het 75 jarig bestaan gevierd in -s-Gravenzande en sprak burgemeester Sjaak van der Tak van Westland de jubilerende vereniging toe. Onder voorzitter Wil van den Bosch (2004-2019) maakte de vereniging een sterke groei door en werd het recordaantal van 600 leden net niet gehaald. De vereniging is echter springlevend en trekt met lezingen, excursies en bedrijfsbezoeken nog steeds nieuwe leden. Op de jubileumbijeenkomst meldden zich twintig aanwezigen aan als donateur van het Genootschap.

Openheid

Wethouder Carlieke van Staalduinen van cultuur benadrukte het belang van het GOW voor de Westlandse samenleving: ,,Jullie hebben de openheid om informatie te delen waar historici deze vaak voor zich houden’’, zei de wethouder. ,,Mensen blijven nieuwsgierig naar de geschiedenis van hun familie of van onderwerpen zoals de Tweede Wereldoorlog. Jullie inzet is daarbij onmisbaar en dat verdient waardering.’’

René van Stipriaan begon zijn voordracht met het belang van een Westlandse vrouw. ,,Zonder deze vrouw zouden Willem van Oranje en het moderne Nederland niet hebben bestaan’’, zei Van Stipriaan bij een portret van Johanna van Polanen van het kasteel nabij Monster. ,,Zij trouwde in 1403 in Breda met Engelbrecht van Nassau. In haar directe nageslacht komen de Nederlandse en Duitse Nassau’s bij elkaar. Koning Willem Alexander heet nog steeds Heer van Polanen.’’

Via zijn neef René van Chalons erfde Willem van Oranje niet alleen het prinsdom Oranje in Zuid-Frankrijk maar ook aanzienlijke gebieden in de Nederlanden. Het belang van Willem was zo groot dat keizer Karel V zich met de erfenis ging bemoeien. Als overtuigd tegenstander van het opkomend Lutheranisme eiste Karel V dat Willem Rooms-Katholiek werd opgevoed. Willem was een knappe verschijning, zeer intelligent en sociaal handig. Bij zijn vertrek naar Spanje benoemde Karel V Willem ondanks zijn jonge leeftijd van 22 jaar tot bevelhebber van het Nederlandse leger.  Bij zijn aftreden steunde Karel V op de schouder van Willem.

Filips II

De verhoudingen tussen Willem en Filips II de zoon van Karel V verslechterden echter snel. Beide mannen lagen elkaar niet. Dat kwam mede omdat Filips geen Frans of Duits sprak. Hij beheerste alleen het Spaans. Filips was bovendien een rechtlijnig persoon, die het protestantisme de kop in wilde drukken. Daar kwam bij dat hij hogere belastinginkomsten uit de Nederlanden wilde. Dat stuitte op breed verzet zodat Filips II zich gedwongen zag zijn eisen in te binden. Hij zag dat Willem van Oranje partij koos voor de belangen van de Nederlanden. Deze ontwikkelde op zijn beurt goede contacten met de jonge Nederlandse adel.

Het onderlinge wantrouwen groeide. De godsdienst speelde daarin aanvankelijk nauwelijks een rol. Dat veranderde in 1560 met de komst van het Calvinisme. Het geloof ging een steeds grotere rol spelen. Het merendeel van de adel bleef katholiek maar ondertekende wel een smeekschrift aan de koning om af te zien van geloofsvervolging. De verhoudingen kwamen op scherp toen in 1566 in enkele weken tijd de beeldenstorm door het land raasde. Landvoogdes Margaretha van Parma eiste hard optreden en Willem van Oranje zat in een spagaat.

Alva

Voor Filips was het duidelijk. Hij stuurde de hertog van Alva naar de Nederlanden om de orde te herstellen. Willem van Oranje week uit naar de Dillenburg. Kort daarna kreeg hij te horen dat al zijn bezittingen in de Nederlanden in beslag waren genomen. Oranje was alles kwijt en zat diep in de schulden. Hij leende geld voor het ronselen van een leger. Willem werd de onverzettelijke leider waar anderen opgaven. De militairen acties waren aanvankelijk een mislukking maar in 1572 namen de watergeuzen Den Briel in. De belegering van Leiden mislukte door het doorsteken van de dijken. Een belangrijk keerpunt in de oorlog tegen de Spaanse koning.

Willem van Oranje bracht bij dit alles een groot persoonlijk offer. In 1583 werd hij door Philips vogelvrij verklaard. De moordenaar kreeg een groot geldbedrag, een adellijke titel en een mogelijke heiligverklaring in het vooruitzicht gesteld. In 1584 werd Willem in de Prinsenhof in Delft doodgeschoten door Balthasar Gerards. Zijn rol in de opstand tegen Spanje is echter blijvend. Nederland veranderde in een welvarende natie waarin de kooplieden en calvinisten een belangrijke rol speelden.

Tekst: Frank de Klerk

Foto’s: Willem de Bruijn

 

Opbouw, uitbouw en ombouw veilingwezen in bloemen en planten. 100 jaar Bloemenveiling in het Westland.

Het is inmiddels ruim 100 jaar geleden dat in Poeldijk de eerste Westlandse bloemenveiling van start ging. Tijdens een lezing voor het Genootschap Oud Westland blikte voormalig financieel directeur Arnold Hordijk van Royal FloraHolland terug op die honderdjarige geschiedenis.

Aanleiding voor de lezing was het verschijnen van het boek van het boek Transvolutie van de voormalige directeuren van Naaldwijk en Aalsmeer Herman de Boon en Henk de Groot. Beiden waren echter wegens ziekte verhinderd om een lezing te houden. Zij hadden in Arnold Hordijk een waardige vervanger. Hordijk werkte 34 jaar bij de bloemenveiling. Hij werd na zijn studie aan de Hogere Tuinbouwschool in 1977 als eerste met een HBO-opleiding aangenomen als algemeen assistent van de be

drijfsleiding. Hij bleef tot 2011 in dienst en maakte dus een derde van de honderdjarige geschiedenis van de bloemenveiling in het Westland mee.

Bij de oprichting van de veiling in maart 1923 was het Westland nog in de eerste plaats een groenteproductiegebied.  Het is dan ook niet vreemd dat de eerste bloemenveiling werd gestart in het gebouw van de groenteveiling van Poeldijk. Het gebouw in Poeldijk is een van de weinige gebouwen, die je nog steeds als veiling herkent.

,,De eerste jaren kende de veiling veel problemen met niet betalende klanten’’, zei Hordijk. ,,Na een verblijf in de gevangenis kregen veel ex-gedetineerden het advies de handel in te gaan. Het gebeurde een keer dat er een ‘koper’ vertrok zonder te betalen. Die man is meteen gesnapt en moest in het openbaar bekennen dat hij fout was geweest.’’ Doelstelling van de veiling was een zo hoog mogelijke prijs voor de aangevoerde producten tegen zo laag mogelijke kosten. In de ogen van Hordijk is het van groot belang dat er continuïteit is in de leiding van de veiling en tegelijk wordt ingespeeld op de veranderingen in de markt.

Verhuizing

Door de toename van de handel werd verhuizing noodzakelijk. Er waren twee opties: Poeldijk en Honselersdijk. De laatste locatie bood de beste uitbreidingsmogelijkheden. In 1931 werd een nieuw gebouw aan de Dijkweg in Honselersdijk in gebruik genomen. In de oorlog werd het veilinggebouw militair gebruikt. Eerst door het gemobiliseerde Nederlandse leger, daarna als opslagplaats voor de Duitse Wehrmacht. Een keer per week werd er geveild.

Ondanks de oorlog verdubbelde de omzet. Na de oorlog werd de periode tot 1972 gekenmerkt door een hectische groei. De omzet steeg in dit tijdbestek van 1,5 miljoen naar 92 miljoen. Er werd samenwerking gezocht met Aalsmeer. Een fusie strandde op de eis van Aalsmeer om een meerderheidsbelang in de aandelen van het fusiebedrijf te krijgen. Wel werd samenwerking gezocht op het terrein van kwaliteit, sortering, promotie.

Incasso

Voor bloemen is een snelle afzet van belang om de kwaliteit van het product te behouden. De veilingklok was daarvoor ideaal. De kopers gaven vooraf een machtiging voor incasso waardoor de telers geen betalingsprobleem meer hadden. Deze zekerheid was van onschatbare waarde.

In 1981 ging Hordijk naar Israël om te kijken welke koeltechnieken daar in het gebied bij de Dode Zee werden toegepast. Het resultaat was dat de bloemen voortaan op zondagavond konden worden aangevoerd en de telers niet meer op maandagmorgen om 2.00 uur hoefden op te staan.  ,,Ik ben zelf protestant en de dominee sprak mij aan: wat gaan jullie doen door op zondag aan

te voeren’’, zei Hordijk. ,,Ik antwoordde: denk jij dat deze mensen een gezellige zondagavond hebben als zij daarna om 2.00 uur moeten opstaan. Het was een echte sociale maatregel.’’

Het resultaat van de fusie tot Royal FloraHolland in 2011 was een samengaan van twee verschillende culturen. Aalsmeer was meer op de handel gericht terwijl het Westland uitging van de telersbelangen. Dit leidde tot strubbelingen in de top van de organisatie. ,,2009 was het begin van de problemen’’, zei Hordijk. ,,Dat jaar begon de economische crisis. Daarvoor werd ervan uit gegaan dat de aanvoer zou toenemen en er werd volop geïnvesteerd. Na de crisis werd het een heel ander plaatje. Er kwam iedere vier jaar een nieuwe directeur en dat was niet goed voor de continuïteit van de organisatie. Een fusie kan maar dan moet de leiding wel kunnen verbinden en dat was de eerste jaren na de fusie niet

gemakkelijk.’’

Digitaal platform

De veiling maakte een ontwikkeling door van een lokaal fysieke veiling naar een digitaal platform met de nadruk op assortiment en kwaliteit. ,,Albert Heijn heeft 30.000 producten’’, zei Hordijk. ,,Die heeft Royal FloraHolland ook elke dag in haar pakket en die worden wereldwijd afgeleverd. Ik sprak een keer een bloemist in Marseille met Nederlandse bloemen en vroeg met hulp van een tolk waarom hij de bloemen niet vlakbij kocht. Het antwoord luidde: Als ik ze bij FloraHolland koop weet ik zeker dat ik alle bloemen morgen heb.’’

De geschiedenis van Royal FloraHolland wordt beschreven in het boek van Herman de Boon en Henk de Groot: Transvolutie, Royal FloraHolland van lokale fysieke marktplaats naar internationaal digitaal platform. Dit boek is te verkrijgen via www.boekenbestellen.nl onder de titel Transvolutie.

Foto’s Willem de Bruijn